thema:

Een verbaasd gebied van onverwachte gastvrijheid

Esther Kinsky (1956), vertaler, schrijver en dichter, woont sinds ongeveer vijf jaar in Neukölln, Berlijn. Om van Kreuzberg naar Neukölln te komen loop ik over de Hobrechtbrug, kinderen spugen in het water van het Landwehrkanaal. Links en rechts van de Paul Lincke-oevers wemelt het van de tuincafés.  Het is halverwege februari  en men zit buiten. Een vaag zonnetje schijnt, de bomen en het struikgewas zijn nog kaal en van een onbestemde bruine kleur.
Esther Kinsky ontvangt me bij haar thuis. Terwijl ze thee zet voor bij de zelfgebakken taart kijk ik in haar kamer naar de foto’s aan de muur.  Het zijn foto’s van haar huis in het dorp Batonya, Hongarije waar ze een deel van het jaar verblijft, van metershoge, bloeiende stokrozen, de tuin daar en van bomen waaronder kinderen en kleinkinderen poseren.

Ons gesprek begint met mijn vraag welke rol de natuur in haar bundels die ungerührte schrift des jahrs (2010),  Aufbruch nach Patagonien (2012) en Naturschutzgebiet (2013) speelt.
Eigenlijk, antwoordt ze, fascineert me ‘Ferne’, het elders.
Maar Naturschutzgebiet is anders, zeg ik, niet alleen omdat er zeer veel planten in voorkomen maar ik bespeur ook een zekere ergernis.
Toorn, valt ze bij.
Ze is verheugd dat me haar toorn is opgevallen.
Geen recensent heeft opgemerkt dat de toon en het onderwerp zijn veranderd, merkt ze teleurgesteld op.

De sfeer in huis is behoedzaam. Ergens in een andere kamer hoor ik het geritsel van nog iemand, haar levensgezel. Beiden zijn ze nog verwikkeld in een strijd tegen zijn kanker.
Daar gaat de bundel Naturschutzgebiet over, over de gedwongen confrontatie met deze ziekte, over algemene vragen rondom ziekte en natuur en niet zoals ik bij eerste lezing van de bundel dacht over een beschermd natuurgebied wat de titel suggereert. In de twee uur die we hebben praten we uitsluitend over Naturschutzgebiet.

Esther Kinsky legt de planten die erin voorkomen uit, dat het geneeskrachtige en giftige planten zijn, woekerplanten en parasieten – onder andere – de maretak, een klassieke medicinale plant tegen kanker. Het begrip ‘gestörtes Gelände’ (verstoord terrein) valt, een begrip uit het kankeronderzoek en een schitterend beeld.

Ze praat over een verlaten terrein, een terrein dat na jaren verwaarlozing door deze planten is overwoekerd. Je vindt er ogentroost, zwaluwkruid, godvergeten, het bleke bosvogeltje, bilzekruid en belladonna, brave hendrik ook arme lui ‘s spinazie genoemd, een groene voorjaarsplant met een reinigende werking zoals de meeste daar voorkomende kruiden. Het terrein grenst aan het ziekenhuis waar haar man was opgenomen, de patiënten en hun bezoekers kijken erop uit of wandelen er schroomvallig doorheen. Natuur en ziekte gaan er hand in hand.
Maar het terrein ondergaat tijdens hun verblijf een metamorfose, zal een nieuwe bestemming krijgen. Al wat er nu groeit en bloeit wordt er uitgerukt. Er komt weer bebouwing.
Tal van foto’s van het overwoekerde terrein zijn in de bundel opgenomen.  In een eigen afdeling zonder teksten.

Het terrein of gebied dat onbeschermd verwilderd, waar van alles woekert of zoals Esther Kinsky het in een gedicht noemt ‘een verbaasd gebied van onverwachte gastvrijheid’ vormt zoals een menselijk lichaam dat ineens gastheer/-vrouw is voor kankercellen. Onsterfelijke kankercellen zo heet het vanwege hun onbeperkte delingsvermogen. Ik legde bij mijn eerste lezing bij het woord onsterfelijk niet het verband met kankercellen. Er was wel een besef van een spanning tussen leven en dood. En dat de natuur en het terrein benaderd werden vanuit het perspectief van iemand die wacht, volhardt, stilstaat in het ongewisse.  Nu krijgt alles nog een betekenis erbij.

________________________________

Naar de gedichten van Esther Kinsky, vertaald door Annelie David.

 

9783882210736

 

Over de auteur:

Annelie David (1959), ex-danser/choreograaf, won in 2004 de Dunya-prijs met een Duits gedicht. Recentelijk publiceerde ze Nederlandse gedichten in onder meer ExtaZe. In 2013 verscheen haar bundel Machandel (Marmer).