Vreemd de man bij de boot
De deurklink naast het sleutelgat
De meisjesstemmen in de tram
Van hoe ga je hoe ga je hoe ga je
Vreemd het paard met het schuim
De stapel boeken zo bloot neer
De vrouw en haar droomgezicht
De muziek uit het raam vandaag
Vreemd wie was er zei je tegen me
Zo vreemd was je lachende oog
Je was een oog toen ik je kuste
De tram kwam bellend op tijd
Vreemd de auto’s als strepen
En de zee als meer met een boot
En de gele streep boven de einder
En het geluk van je stem op zolder
Vreemd de dichter en de wegpiraat
De bewegende mond in de auto
De volgorde van papieren folders
Het seismologisch instituut
Vreemd mijn vader en moeder
En de huizen en het gestolde vet
En mijn erectie op het eindpunt
Wat ben ik dankbaar voor schoenen
Vreemd het ijzeren hek dicht gedaan
De man kijkt ernaar met twee ogen
Ik ben de wachtende verschijning
Ik ken je weer als ik thuis kom
Vreemd het gestapelde witte papier
Ik ben de gedroomde bladwijzer
De boeken in de kast zijn glas
Het gebelbel van de bevende tram
Vreemd de suikerpot en de lepeltjes
Je haar en je bovenbeen en je zoen
Onze knieën raken elkaar even
Ik ben er ook en daar en daar ook
Vreemd jij en de krentenbol
En het blaadje in de ruitenwisser
De oude stofzuiger goeiemorgen
En het meisjesboek boek van Ab Visser
Vreemd de man en vrouw in de tram
Het aandachtsgevoel dat kruipt
De blik van het kind aan de overkant
De zee met de kleine mensen en daar ook
Vreemd het bospad en de zee
En het stokkende pianoloopje van
Dat ik daar net niet gezien was
De loop van de rivier in de Bosatlas
Vreemd de vergeetachtigheid en
Steeds dezelfde alfabetletters
En dat de goden elkaar afwisselen
De hou je mond gedachte toe maar
Vreemd het lettertje het lettertje
De dubbele boog aan de hemel
De bewegende lippen naast me
Of in de andere auto daarnaast
Vreemd de namen van a en van o
De wolken stijgend in de wolken
De kapitein van het schip rijdt
Op een scooter over het dek
Vreemd ik zie het avond worden
Het woord Blaricum op blauw
Hier staat wat ik ben geamuseerd
Geen muziek of rijm wil ik
Vreemd de Montessori beweging
In het begin van die jaren en toen
De koppeling van draden aan spoelen
Het eeuwige groen op grijs en blauw
Vreemd de misplaatsing van dozen
De schilder de cervelaatworst de hoon
Net kijken of net niet kijken
De moeite van het paden op gaan
Vreemd de gebruiksaanwijzing
Van de stekker de krekel de dorst
De woorden van Van Leeuwenhoek
Het bibberende ik in de zestiende eeuw
Vreemd de dochter en de vader
Dienblad en biscuitblik je mond
Pennen in de pennenbak gezegend
Ik weet dat god mijn broer is
Vreemd de vijver en de kleren
Je borsten drinken het water
Het ziet er schitterend uit
Alles ziet er schitterend uit
Vreemd het Aperçu van Goethe
Dat je woorden bedankt bedenkt
In de volgorde van het begin
De hoofden op straat en daar ook
Vreemd Gaastmeer in de avond
De man en de vrouw in de kamer
Spelen blond tuba en trompet
Ik kon de woorden niet onthouden
Vreemd bloembeginsel en thee
Daarvan hardop wakker liggen
En aan het raam de druppels zien
Wegvloeien langs hetzelfde raam
Vreemd de stem van mijn dochter
En het moeilijke van stenen huizen
De graafbepalingen uit de brievenbus
En je rode jurk op een stapeltje gelegd
Vreemd de weerbronnen als woord
De stervelingen zijn met mij dat ook
Ik was er van gaan zingen en lachen
De lucht met de kreupele wolken
Vreemd dat je iets dacht met woorden
Dat je je boekenbon op tafel legde
Dat je me kuste en mijn tranen droogde
Was je iets had je iets willen zeggen
Vreemd de man met de grijze haren
Dat is mijn man niet de lucht boven
De aarde is gesloten als als een woord
Ik ben pas later van je gaan houden
Vreemd de bruto winst en de veldmuis
Ik kan je gezicht in me gedenken
en blijven rennen met de film mee
ik breng de boeken bij je thuis
Vreemd de parkietendroom de huls
En gezicht op Delft is mijn moeder
En het blauw van de hemel is wit
Voegwoorden zitten in mijn keel
Vreemd de man in het verkeerspak
Ik was van de aanhangende familie
Met de duimen omhoog blijven staan
Lachte je als meisje geweldig naar me
Vreemd het Verzameld Werk zonder e
Van Edgar Allan Poe ik ben vlekloos
Ik lag nog even eraan bij te ademen
Ik ben uw stoelen en uw vazen teller
Vreemd het thuiswerk en de brandblaar
En het levende gezin in Amsterdam
Ik ben zo van je geschrokken je was
Zo je was zo je was zo in stralend licht
Vreemd de foto van het weer weer
De dikte van de lucht de vlieger
Was u mijn vader heb ik uw naam
Ik ben de volgorde van de tuinstoelen
Vreemd de vis onder het water is
Dezelfde vis als onder het water
Ik ben een verrukkelijke zwijger
Het geruis van je het gezoem dat is