Gisteravond trof ik een trofeejager
die mijn slanke vingers bewonderde –
hij hield mijn linkerhand naar het licht
en sprak zijn lof over de mooie, witte huid
op mijn palm en liet mij mijn vingers spreiden
als het gewei van een hertenbok – hij pakte mijn pols
en ik drong niet aan op een telefoonnummer –
ik gaf hem het mijne,
al wist ik wel waaruit zijn spel bestond.
Ik speelde het en wist al die tijd
Dat hij een trofee wilde binnenhalen of een prijs.
Hij was een trofeejager –
geloof me maar, hij had wapens
in een glazen vitrine zoals die
waarin mijn oma haar champagneglazen bewaarde
(van zulke rijke families heb ik deel uitgemaakt)
en hij maakte ze herhaaldelijk schoon
met een lange, dunne pijp
en een zachte, vettige lap –
hij was een professionele jager, snap je,
de beste van het land,
en ik was nergens present in zijn verlangens.
Hij verlangde louter een of andere trofee,
iets dat bleek was en een handvormig gewei had
dat hij aan zijn muur zou kunnen hangen
als dit smerige gedoe voorbij was.
Compositie voor de linkerhand
Vertaling: Mischa Andriessen