thema:

De materie aarzelt

 

Suzanne Doppelt (Frankrijk, 1956) studeerde filosofie, gaf een paar jaar les en richtte zich toen op de fotografie.  In 2000 exposeerde ze bij Galerie Pennings in Eindhoven. Sinds 1994 publiceerde ze een vijftiental boeken waarin fotografie en tekst – soms van andere dichters, veelal van eigen hand – elkaar aanvullen. Vaak verraden ze haar fascinatie voor wat zich in eerste instantie aan onze blik en ons verstand onttrekt – en misschien in tweede instantie ook nog wel: de Napolitaanse populaire dodencultus en droomduiding, Corsicaanse volksmagie (Totem, 2002)[1], het fragmentarische wereldbeeld van de presocratische filosofen (Quelque chose cloche, 2004) of de anamorfose, een afbeelding die je alleen vanuit een bepaalde hoek of in een spiegelende cilinder kunt bekijken (Lazy Suzie, 2009).

Ook in haar laatste boek, La plus grande aberration (2012), is de anamorfose aanwezig, in de vorm van een verwijzing naar De Ambassadeurs, een dubbelportret van Hans Holbein waar een nogal surrealistisch aandoende vorm op de voorgrond van schuin opzij gezien een schedel blijkt te zijn. Centraal in La plus grande aberration staat echter een ander schilderij, het Portret van Luca Pacioli (1495) dat doorgaans wordt toegeschreven aan Jacopo de Barbari.[2] Ook dit is een dubbelportret: in de schaduw van Pacioli staat – waarschijnlijk, want het is een schilderij vol onzekerheden – zijn leerling, Guidobaldo de Montefeltro. Pacioli was een Franciscaner monnik en wiskundige. Hij vertaalde de Geometria van Euclides en werkte diens idee van de gulden snede uit in een door Leonardo da Vinci geïllustreerde verhandeling die hij in 1509 publiceerde: Divina Proportione. De gulden snede is in de ogen van Pacioli in die zin een goddelijke verhouding dat hij, evenals God, irrationeel is en het menselijk verstand te boven gaat.

Eenzelfde onbevattelijkheid spreekt uit de titel van Suzanne Doppelts boek: de aberratie is een begrip uit de sterrenkunde dat de afwijking aanduidt van de positie van een ster (of andere lichtbron) zoals die wordt waargenomen ten opzichte van zijn werkelijke positie. Dat verschil vloeit voort uit de draaiing van de aarde en de eindige snelheid van het licht. Suzanne Doppelt verkent deze ruimte tussen zien en zijn, zoals de stok in het water die tegelijk recht en krom is. Haar tekst is een aftasten van het schilderij als zichtbare en hermetische illusie, dat zowel tijdloos is als de tijd permanent aanwezig maakt. Een fragmentarische verkenning die wordt teruggekaatst in de echo van de foto’s.

 

***

Suzanne Doppelt, u bent zowel dichter als fotografe, maar vanuit de literatuur in de fotografie beland. Wie naar uw boeken kijkt, krijgt de indruk dat tekst en beeld elkaar aanvullen. Toch zegt u soms, zij het niet met zoveel woorden, dat u zou willen dat u op een dag de fotografie niet meer nodig zult hebben. Waarom?

 

Zo zit het niet helemaal. Ik ben begonnen vanuit de filosofie, die ik beoefend en onderwezen heb en ben daarna, maar meer als dilettant, overgestapt op de fotografie. Die voldeed heel snel niet meer; ik had zin, of voelde de behoefte, op de een of andere manier tekst toe te voegen. Ik zou inderdaad zonder de fotografie willen kunnen, maar ook weer niet altijd. Wat zich afspeelt tussen de foto en de tekst blijft me interesseren, wat daar ontstaat aan spanning, het tijdsaspect, de weerklank, enzovoorts. Ik hou van die confrontatie tussen twee zo verschillende tekensystemen. Afgelopen jaar hebben meerdere opdrachten ertoe geleid dat ik teksten zonder afbeeldingen heb geschreven, dat is me goed bevallen, het was een beetje alsof ik zonder dat andere medium, dat contrapunt, een nieuwe ruimte verkende.

 

Elders hebt u gezegd dat dit boek, La plus grande aberration, geen kunstkritiek is; maar een beschrijving is het ook niet. Hoe zou u de verhouding van deze tekst tot het schilderij waar hij over gaat omschrijven?

 

Ik weet niet precies wat de aard van de verhouding is, want voor een deel heb ik die niet in de hand, maar wat mij interesseert en stimuleert, is als ik een onderwerp kan aangrijpen, vaak iets wetenschappelijks, of in elk geval iets dat bestudeerd is, en dat me om deze of gene reden al lang fascineert, en dat dan op mijn eigen manier te behandelen. Met heel veel respect, maar ook met heel veel vrijheid eromheen draaien, associaties bedenken, die soms misleidend kunnen zijn, me op een bepaald detail concentreren, en zo verder. De geleerde, deskundige analyse nou juist overschrijden, een beetje onderuit halen. De dingen herordenen, ermee knutselen, ze uit elkaar halen en weer in elkaar zetten, dat is wat ik met dit schilderij heb geprobeerd te doen, en vooral: ze op drift laten raken.

 

Wat is de rol van de beelden in dit boek, wat hoopt u dat ze aan de tekst bijdragen of voor de lezer betekenen?

 

Ik geef toe dat het een beetje vreemd en gedurfd is om die tamelijk abstracte, zwart-wit afbeeldingen toe te voegen, terwijl het over een oud, kleurrijk schilderij gaat. Wat zal ik zeggen? Misschien verwacht ik dat ze het raadsel tegelijkertijd vertroebelen en verhelderen, dat ze nieuwe sporen uitzetten, maar die tegelijk ook uitwissen, dat ze andere betekenisniveaus toevoegen in de absurde hoop dat daar nooit een eind aan komt, als een grote rizomatische kaart met massa’s verbindingen, of anders als een rebus zonder oplossing.

 

Uit uw boeken blijkt een voorkeur voor het mysterieuze, het verborgene: de anamorfose, de Napolitaanse lotto en de daarmee verbonden droomduiding, het spiritisme, en ten slotte in La plus grande aberration de onoverkomelijke raadselachtigheid van dat schilderij waar we bijna niets van weten, niet eens wie het geschilderd heeft. Zou u iets meer kunnen vertellen over die interesse?

 

Die belangstelling gaat heel ver terug. Toen ik klein was, sloot ik me op in een donkere kamer met lichtgevende voorwerpen, een soort kleine spookjes. Later heb ik een scriptie geschreven, en het begin van een proefschrift dat ik nooit heb afgemaakt, over angstverschijningen: vampiers, spoken en dibboeks.

Wat me interesseert, is hoe je op een ander niveau zou kunnen kijken. Dat heeft niets met metafysica te maken, maar met een niveau waarop je eventueel een ander gezicht te pakken zou kunnen krijgen, het tweede en dan ook het derde gezicht van de dingen. Dat gezicht zien met het derde oog dat subverschijnselen waarneemt, en het een andere kleur geven. Het is een soort paranoïde zoektochtje dat uiteindelijk nergens op uitloopt, de reconstructie mislukt altijd, alleen de beweging doet ertoe.

 

Deze tekst toont en verbergt tegelijk: u vestigt de aandacht op het detail, maar tegelijkertijd lijkt u te onderstrepen dat de waarheid, of de werkelijkheid, zich aan het oog onttrekt. In zekere zin laat het schilderij zijn ware aard niet zien. Om bij het thema van dit nummer van Terras te blijven: laat u het masker zien, eerder dan dat u probeert te ontmaskeren?

 

Ik geloof dat ik al half en half antwoord op deze vraag heb gegeven. Natuurlijk blijft de werkelijkheid voor ons verborgen, die hangt zo sterk af van de positie van waaruit je hem bekijkt, en dat is ook de lering die we uit anamorfoses kunnen trekken. Er bestaat niet zoiets als de definitieve blik, en daar komt nog bij dat alles verandert (door niet te veranderen)! De zon is iedere dag nieuw, en we stappen nooit tweemaal in dezelfde rivier, zoals Heraclitus zei. Zijn werk spreekt me bijzonder aan.

Ontmaskeren, dat zou zoiets betekenen als een soort waarheid ontdekken, dat interesseert me niet zo. Onder het masker zit een ander masker, en daaronder nog een.



[1] Artikelen van Suzanne Doppelt over deze onderwerpen zijn ook te vinden op de site van het tijdschrift Vacarme, waar ze redactielid van is: www.vacarme.org

[2] Een verhelderende geïllustreerde bespreking van het schilderij is te vinden op www.ritrattopacioli.it.

Over de auteur:

Kim Andringa (1977) studeerde Frans en vergelijkende literatuurwetenschap. Ze is literair vertaler uit en naar het Frans, redactielid van Terras en universitair docent vertalen aan de universiteit van Luik.