thema:

De tovenaarsleerling

Vertaling:

Nu die oude heksenmeester

Toch eens opkraste uit de woning

Moeten dadelijk zijn geesten

Mij gehoorzaamheid betonen.

Al zijn spreuken ken ik,

Heel die toverij,

Met geestkracht volbreng ik

Wonderen, net als hij!

 

Borrel bruisend

Uit de bronnen

Laat met sprongen

Water vlieten

Dat het klaterend en ruisend

In het bad zich uit zal gieten!

 

Vlug, de kast uit, brave bezem!

Hul je in die kale plunje!

Doe, gewend een knecht te wezen,

Nu wat ik wil, want dat kun je!

Kijk, twee voeten heb je,

Onder romp en pruik,

Naar de oever rep je

Met de waterkruik!

 

Borrel bruisend

Uit de bronnen

Laat met sprongen

Water vlieten

Dat het klaterend en ruisend

In het bad zich uit kan gieten!

 

Langs het pad omlaag marcheert hij,

Is al bij de beek, warempel!

En met volle kruiken keert hij,

Staat alweer hier op de drempel.

Reeds ten tweeden male!

En met wild gespat

Storten brede stralen

In het klotsend bad!

 

Stil nu! Stop nu!

’t Uur der gave

Ons te laven

Is verstreken.

Staak die zinloze galop nu! –

Wee, het woord ben ik vergeten!

 

Wee, het woord waarop ten slotte

Hij dat wordt wat hij geweest is.

Ach, hij komt en gaat steeds vlotter!

Was jij maar de oude bezem!

Maar met volle putsen

Keert hij telkens weer,

Honderd koude gutsen

Storten op mij neer.

 

Nee, niet langer!

’k Leer hem mores!

Bezem, hoor eens!

Kwade nukken!

Ach, zo word ik bang en banger!

Kijk hem grijnzen! Valse blikken!

 

Moet het hele huis wegspoelen?

Hels gebroed! Zijn dat manieren?

Rond des meesters boeken woelen

Nu al kolkende rivieren!

O, vervloekte bezem,

Die niet luist’ren wil!

Stok die je geweest bent,

Sta toch eind’lijk stil!

 

Wou jij waarlijk

nooit ophouden?

’t Zal je rouwen,

’k Zal je pakken,

Met de scherpe bijl vervaarlijk

Je oude steel in stukken hakken.

 

Kijk, hij komt alweer aansjouwen

Met verduiveld rasse schreden!

Laat me op mijn bijl vertrouwen:

Krakend treft de scherpe snede!

Raak! In tweeën, kobold,

Lig je daar terneer,

Nu ben ik weer hoopvol,

En ik adem weer!

 

Heer, bewaar me!

Die twee splinters

Vormen splinter-

Nieuwe knechten,

Samen tweemaal zo voortvarend!

Help mij, ach! gij hogere machten!

 

En ze rennen! Nat en natter

Worden kamer, kast en keuken.

Schuimend gutst het spattend water!

Heer en meester, hoor mij smeken! –

Ach, daar is de meester!

Heer, ’t is hoogste tijd!

Die ik riep, de geesten,

Raak ik niet meer kwijt!

 

‘In de kast, kom!

Stramme bezems!

’t Moest zo wezen!

Want als geesten

Roept je, als het hem van pas komt,

Gauw genoeg de oude meester.’

Over de auteur:

J.W. Goethe (1749-1832). Recente vertalingen in het Nederlands: Faust I en II (Ard Posthuma, 2010), De mooiste van Goethe (Koen Stassijns, 1997).

Over de vertaler:

Maarten Elzinga (1957). Recente vertalingen: Victor Segalen: Brieven uit China (2010), Patrick Mondiano: De horizon (2011)en Robert Gray: Grasschrift (2007).