OVER CAIO FERNANDO ABREU
Caio Fernando Abreu (1948-1996) werd geboren in Santiago, een plaats in het binnenland van de zuidelijke Braziliaanse deelstaat Rio Grande do Sul. In 1963 verhuisde het gezin naar de hoofdstad Porto Alegre. Daar begon hij in 1967 aan een universitaire studie Letteren en Theaterwetenschappen, die hij in 1968 afbrak om in São Paulo te gaan werken voor het toen net opgerichte tijdschrift Veja.
Het was de tijd van de militaire dictatuur, die Brazilië van 1964 tot 1985 in haar greep zou houden. De repressie uitte zich in censuur en totale controle en beknotte ook de jonge Caio Fernando Abreu, die zich sterk aangesproken voelde door staatsgevaarlijke zaken als het existentialisme en de beatniken hippiecultuur en zich vol overgave in een subcultuur vol seks, drugs en rock-’n-roll stortte.
Toen hij in 1968 op een opsporingslijst kwam te staan van de DOPS (de geheime politie van het militaire regime), dook hij onder bij de schrijfster Hilda Hilst op haar landgoed in Campinas, São Paulo. Het was daar een trefpunt van schrijvers, kunstenaars en getalenteerde jonge mensen en in die inspirerende omgeving begon hem duidelijk te worden welke kant hij op wilde met zijn schrijverschap. Het zou een subjectieve, min of meer esoterische benadering worden – over wat hij de ‘rijstrook van de geest’ noemde en waarin plaats was voor bijvoorbeeld astrologie en candomblé (een Braziliaanse variant van religies als voodoo en winti) – van zaken die de tegencultuur niet langer verdroeg, zoals ‘machines, kabaal, werk, rijen, vaste werktijden …’ Het was tijd voor verdieping.
Ondertussen bleef hij als journalist verbonden aan diverse kranten en tijdschriften. Zo financierde hij zijn schrijverschap, dat vanaf 1974, na een uitgebreid verblijf in verschillende Europese steden, steeds productiever werd. Uiteindelijk verschenen van zijn hand onder meer twaalf verhalenbundels en twee romans. In zijn verhalen portretteert hij het leven in de grote stad, vooral dat van zombieachtige of bonte figuren die de marges daarvan bevolken en die zich in hun al dan niet gedeelde existentiële eenzaamheid een weg door – of uit – het leven zoeken. In een van de romans, Onde andará Dulce Veiga? (1990) / Waar zit Dulce Veiga? (1994), komen de journalistiek en de subculturen uit zijn leven samen.
Caio Fernando Abreu woonde in Frankrijk toen hij in 1994 de diagnose hiv kreeg. Hij ging terug naar Brazilië en stierf in 1996 in zijn ouderlijk huis in Porto Alegre aan aids, lang voordat hij uitgeschreven was. Voor het Braziliaanse publiek lijkt hij nu levender te zijn dan ooit en zijn werk is onderwerp van veel literatuurwetenschappelijk onderzoek.
Het verhaal ‘Het punt voorbij’ komt uit de bundel Morangos mofados (‘Beschimmelde aardbeien’) uit 1982. Het beschrijft de zoektocht van een dolende ziel. Maar waar is deze man zo verbeten naar op weg? Zoekt hij een medemens, verbondenheid, een graal, God …?