De komende weken publiceert Terras een aantal korte prozateksten van Erik Satie. Hieronder de eerste tekst, ‘Wat ik ben’, voorafgegaan door een inleiding van vertaalster Kim Andringa.
Kim Andringa, ‘Over Erik Satie’
Erik Satie (Honfleur 1866 – Parijs 1925) is bekend als pianist, maar vooral als componist van onder meer de Gymnopédies, de Gnossiennes en het 840 keer te herhalen motief van Vexations, uitgevoerd door o.a. John Cage. Hij was bevriend met Jean Cocteau, met kubisten als Picasso en Braque en met dadaïsten als Tzara, Picabia, Man Ray en Marcel Duchamp die in hem een voorloper van de moderniteit erkenden.
Zeg Satie en je ziet het voor je: eeuwig identieke fluwelen pakken, bolhoeden en paraplu’s. Minder bekend zijn zijn al even excentrieke religieuze bevliegingen, eerst als Rozenkruiser in het kielzog van Sâr Péladan en later als stichter, geestelijk leider en enige getrouwe van de Église métropolitaine d’art de Jésus-Conducteur, net als de armoede die hem teisterde en onder meer terecht deed komen in een later in het ‘kastmuseum’ Musée-placard d’Erik Satie veranderd appartementje in Montmartre, 3 bij 3 meter. Voorts was hij zowel vrijgezel (na een stormachtige affaire met schilder Suzanne Valadon) en misantroop als communist en kindervriend (tegen het eind van het leven gaf hij arbeiderskinderen gratis solfègeles).
Een excentrieke en moderne figuur dus, die ook schrijver was; in Nederland verscheen eerder in vertaling Erik Satie, Teksten (Querido, 1976). Satie publiceerde in verschillende tijdschriften korte teksten, soms onder pseudoniem, soms onder zijn eigen naam. Vaak deelde hij ze in bij een reeks: de Mémoires d’un amnésique (Herinneringen van een amnesiepatiënt), of de Cahiers d’un mammifère (Geschriften van een zoogdier), waarvan de verschillende delen echter onregelmatig en fragmentarisch verschenen zonder ooit een geheel te vormen. Ook de teksten zelf ogen vaak fragmentarisch, soms onderbroken door streepjes en handenvol beletseltekens. Satie schrijft met humor, veel woordspelingen en vooral scherpe ironie over zichzelf, over muziek, over zijn tijd en tijdgenoten.
Erik Satie, ‘Wat ik ben’
(uit ‘Mémoires d’un amnésique (fragments)’, Revue musicale, 15 april 1912)
Iedereen zal u zeggen dat ik geen componist ben. Dat klopt.
Van het begin van mijn carrière af aan heb ik mijzelf dadelijk onder de fonometrografen geschaard. Mijn werk is zuivere fonometrie. Of je nu ‘Sterrenzoon’ neemt of de ‘Peervormige stukken’, ‘In paardenkostuum’ of de ‘Sarabandes’, je zult zien dat aan de schepping van deze werken geen enkel muzikaal idee ten grondslag ligt. Het wetenschappelijke denken is bepalend.
Ik heb er trouwens meer plezier in een noot te meten dan hem te horen. Met mijn fonometer in de hand werk ik met plezier en zonder aarzelen.
Wat heb ik niet gewogen of gemeten? Heel Beethoven, alles van Verdi, enzovoorts. Het is een merkwaardig iets.
De eerste keer dat ik een fonoscoop gebruikte bestudeerde ik een bes van gemiddelde grootte. Ik kan u verzekeren dat ik nooit zoiets afstotelijks heb gezien. Ik riep mijn huisknecht erbij om het hem te laten zien.
Een doodgewone fis, niets bijzonders, haalde 93 kilogram op de fonoweger. Hij was geproduceerd door een zeer zwaarlijvige tenor, die ik ook heb gewogen.
Kent u het reinigingsprocédé voor noten? Dat is nogal een vieze klus. Het rijgen is schoner; de rangschikking is een heel precies werkje en vereist een scherpe blik. Deze dingen vallen onder de fonotechniek.
Wat betreft de geluidsexplosies, die vaak zeer onaangenaam kunnen zijn: watten in de oren kunnen die, voor ons gehoor, terugbrengen tot een aanvaardbaar niveau. Dit valt onder de pyrofonie.
Voor het schrijven van mijn ‘Koude stukken’ heb ik een kaleidofoon met opnamefunctie gebruikt. Zeven minuten heb ik erover gedaan. Ik riep mijn huisknecht erbij om het hem te laten horen.
Ik mag wel stellen dat de fonologie hoger staat dan de muziek. Ze biedt meer variatie. Het geldelijk gewin is groter. Ik dank er mijn fortuin aan.
In ieder geval kan een middelmatig ervaren fonometer met een motodynamofoon met gemak meer noten noteren dan de beste componist, in dezelfde tijd en met dezelfde inspanning. Daardoor heb ik zoveel kunnen componeren. De filofonie heeft dus de toekomst.
Wat ik ben
Vertaling: Kim Andringa