Eens was er
een eenzame wolf
eenzamer dan de engelen.
Hij kwam naar het dorp.
Werd verliefd op het eerste huis dat hij zag.
Hij hield meteen zelfs van de muren
het strelen van de metselaars.
Maar het raam hield hem tegen.
In de kamer zaten mensen.
Behalve God vond niemand
hen ooit zo mooi
als dit zachtmoedige beest.
’s Nachts ging hij naar binnen.
Hij stopte middenin de kamer
en verroerde zich niet meer.
Met open ogen stond hij daar de hele nacht
en tot de volgende morgen, toen hij werd doodgeslagen.
Fragment uit KZ-Oratorio: Donkere hemel