thema:

Gedichten

Vertaling:

Diep water
Groengekleurde lippen drinken de diepe hemel leeg,
een donkerblauwe drank – en vullen zwarte kelen.
De lucht is kalm en koud.
Je richt je blik
op het ruige duister tegen het hemeldiep. –
Avondrood reikt als een tong langzaam naar je schouders.
Adem trekt door het water,
de ogen barsten.

Uit mijn jeugd
Zeelucht zeelucht
hoe goed ik me dat herinner!

Zeegeluiden welbekend
weerklinken tegen het lege strand
weerklinken alsof de zuidenwind ze meedroeg
die geluiden

– de zee en haar lucht –

ik wankelde
golven kusten de meerpalen

kusten

En de branding
briesend
als een vurig wit ros
breekt op het zandstrand
donker en mul

trekt zich terug
komt aan wal

weg – bij jou
terug – naar jou

              *

De rust op het strand bij de veel-razende zee

Wonderlijk vond ik dat –
de zee kon zomaar breken
op marmer en basalt

              *

… trok zich terug
kwam aan wal

de hele dag lang

In het museum
Lang dwaalde ik door het museum
bekeek oude schilderijen.
Spoedig valt de avond. –
Ik weet nu dat de bries de groene weide streelt
dat het gras als een gezicht is
dat voor mij met zekerheid
nog in leven was. –
Of elke bezoeker hier even stilstaat?
Ik weet niet langer
wie levend is.

De zon zakt
en alle landen baden in haar schoonheid,
verhaalt een Egyptisch vers uit vervlogen tijden, en toch is er sprake
van nieuw leven – nieuwe generaties.

Laat
Een afgezonderde ruimte in huis.
Je schuift het slot opzij, opent de deur
en gaat naar binnen.
Pakt een kaars,
licht stroomt over de houten vloer
en in een hoek vind je
je speelblokken, een spinster, keuzes
en hun voorgangers, achter lagen en kleuren.

Het wordt al laat,
denk je.

In de woonkamer klinkt de klok,
twaalf slagen in de verte.

Voornemen
Wanneer ik zeg – het is mijn voornemen,
dan zeg ik dat voor mijn gemak,
de gedachte is ontoereikend.
… ‘In het donkere gat van de wereld’ …

Waar hebben we het dan over?

Een wereld van contrasten – jouw contrast?
Nee, da’s maar het halve verhaal!
Is wat mijn zicht verduistert
hetzelfde als wat ik me voorneem?

Ik heb het iemand gevraagd.
Hij zocht rond in onzekerheid –

ik,

het bekendste woord van onze tong,
laten we alle betekenis
eruit trekken.

Over de auteur:

Baldur Óskarsson (1932-2013) was een IJslandse dichter. Hij hoorde bij de generatie van dichters na de zogenoemde ‘Atómskáld’ (atoomdichters) die in de jaren veertig streefden naar een radicale vernieuwing in de IJslandse poëzie. Zijn werk geldt als moeilijk te doorgronden vanwege de ongewone en originele metaforen die hij gebruikt. De natuurbeelden die in zijn gedichten worden opgeroepen zijn altijd raak, met name kleuren worden op indrukwekkende manier verweven in zijn poëzie.

Over de vertaler:

Roald van Elswijk (1974) is literair vertaler, onderzoeker en essayist. Hij studeerde Scandinavistiek en Oudgermaans in Groningen. Sinds 2005 vertaalt hij uit de Scandinavische talen en het Duits. In 2007 publiceerde hij de eerste Nederlandse bloemlezing uit de IJslandse poëzie, later een bundel met Faeröerse dichters, Windvlinders. Poëzie van de Faeröer.