Na Gerard Bouwmeesters reactie op Reynaert en Suske & Wiske stelt Terras graag de gelederen open voor korte essays over maskerende en ontmaskerende verschijnselen. Uw ideeën zijn van harte welkom op redactie [at] tijdschriftterras.nl. Ivo Nieuwenhuis, promovendus aan de Universiteit van Amsterdam, baant de weg met een stuk over de ontmaskerende betekenis van Hans Teeuwens cabaret.
Hoe klinkt de echte Hans Teeuwen? Die vraag is moeilijker te beantwoorden dan het lijkt, aangezien deze populaire Nederlandse komiek zowel op het podium als in andere publieke optredens steeds wisselende maskers en stemmen opzet. Nu eens speelt hij de onhandige schlemiel, dan weer de nietsontziende sadist. De rol van serieuze commentator combineert hij moeiteloos met die van speelse provocateur. Geen van die maskers en stemmen domineert echt, waardoor de vraag waar Teeuwen nu feitelijk voor staat en wat hij vindt, als cabaretier en als publieke persoonlijkheid, meestal in het midden blijft. Daarbij heeft Teeuwens voortdurende maskerade, vooral aan het begin van zijn carrière, een ontregelend effect gehad op zijn publiek. Zijn toeschouwers konden nooit echt vat op hem krijgen. Dat ontregelende effect maakte de maskers van Hans Teeuwen tot een geschikt middel ter ontmaskering van het Nederlands cabaret.
Teeuwen maakte zijn entree in dat cabaret als soloartiest in 1994 met het cabaretprogramma Hard en zielig. Die titel is programmatisch te lezen. Hard en zielig waren de twee polen die Teeuwen in deze en volgende shows met zijn bonte stoet aan typetjes bespeelde: enerzijds de harde kant van schreeuwlelijken en pestkoppen, figuren met bravoure en een grote mond, die niet met zich laten sollen, anderzijds de zielige kant van sociaal onhandige of wat verwarde types, zenuwpezen met een rare tic of een perverse voorkeur. Door die twee polen zo consequent naast elkaar te plaatsen, stond het publiek voor het dilemma of het deze cabaretier nu moest vrezen of juist medelijden met hem moest hebben. Je wist nooit goed wat je aan Teeuwen had en van die onduidelijkheid maakte hij gewiekst gebruik in zijn interactie met het publiek. Een concreet voorbeeld kan dit illustreren.
In een scène uit het cabaretprogramma Trui (1999) beschrijft Teeuwen met zichtbaar genoegen hoe hij een jongen op zijn middelbare school, Fons Rutte genaamd, zodanig pestte dat deze zichzelf uiteindelijk van het leven beroofde. Op de crematie draagt Teeuwen een gevoelig gedicht voor, ‘Langs de schaduw van jouw wanhoop’, waarin hij schijnbaar berouw toont voor zijn pestgedrag. Als hij dit gedicht aan zijn eigen publiek voordraagt, volgt daarop een laaiend applaus. Na hier in eerste instantie enthousiast op te reageren, wast Teeuwen uiteindelijk zijn publiek de oren: het gedicht sloeg nergens op, was slechts een bijeengeraapt zootje pseudo-poëtische regels, en omdat zijn toeschouwers deze ‘bagger’ zo mooi vonden heeft hij voortaan geen respect meer voor hen. Als klap op de vuurpijl weigert Teeuwen aan het einde van deze voorstelling om een slotapplaus in ontvangst te nemen.
Teeuwen toont hier hoe je door het opzetten van verschillende (elkaar tegensprekende) maskers het publiek kunt manipuleren. In eerste instantie zal het publiek vooral antipathie gevoeld hebben voor Teeuwen, wanneer hij vol bravoure over zijn eigen pestgedrag vertelt, zonder daarbij enig spoor van berouw te tonen. Als hij vervolgens zijn gedicht voordraagt, verandert dit. De oprecht klinkende gevoeligheid die uit het gedicht spreekt, doet het publiek besluiten dat Teeuwen kennelijk tot inkeer is gekomen. Als het er echt op aankomt, bij de crematie van zijn slachtoffer, weet deze pestkop zich wel te gedragen. Teeuwen laat het publiek even in die waan door het applaus voor zijn gedicht in eerste instantie enthousiast in ontvangst te nemen. Maar net op het moment dat het publiek de morele logica van de scène – gemene pestkop weet geen maat te houden, maar toont uiteindelijk berouw en komt tot inkeer – definitief geaccepteerd heeft, pakt hij de toeschouwer genadeloos terug door de onzinnigheid (én onoprechtheid!) van zijn eigen gedicht te betogen en de serieuze, gevoelige reactie daarop van het publiek belachelijk te maken. De pestkop blijkt nog altijd een pestkop te zijn. De sentimentaliteit van daareven was slechts spel.
Wat Teeuwen hier feitelijk ontmaskert, zijn de basisconventies van het Nederlands cabaret. Het genre cabaret heeft de naam moralistisch te zijn – denk aan Youp van ’t Hek en zijn voortdurende bespotting van de hypocriete burgerman en -vrouw, of aan de prekerige conferences van Freek de Jonge over de stand van Nederland. Komieken als Van ’t Hek of De Jonge kunnen best grof zijn, maar uiteindelijk is bij hen wel heel duidelijk wat goed en wat fout is, wie deugt en wie niet. Het is precies dit laatste element dat in Teeuwens shows stelselmatig ontbreekt. Zijn pestkop toont geen berouw, maar blijft tot het einde toe even hypocriet en manipuleert het publiek moedwillig. Bovendien zaait Teeuwen door het wisselen van maskers verwarring. De opeenvolging van ‘goede’, ‘foute’ en ‘grijze’ types doet de vragen rijzen aan welk kant hij nu uiteindelijk staat, in moreel opzicht. Die vraag laat Teeuwen altijd onbeantwoord. De ethische vaste grond die Van ’t Hek en De Jonge hun toeschouwers bieden, mist bij hem.
Wat het ‘oeuvre’ van Hans Teeuwen ook laat zien, is dat aan deze ontmaskerende praktijk wel een grens zit. Vroeg of laat raakt het publiek ermee vertrouwd en dan verdwijnt het ontregelende effect van de maskerade. Na Trui werd Teeuwen meer en meer geadopteerd door het grote publiek. Hij werd een volkskomiek, tegen wil en dank.* Hij bleef proberen zijn publiek uit te dagen, door steeds extremere types neer te zetten, met als meest vergaande voorbeeld waarschijnlijk de befaamde scène waarin hij beschrijft hoe hij de koningin van achteren neemt. Maar het publiek leek vooral nog voor de platte humor naar hem te komen. Het ligt voor de hand dat Teeuwen vooral om die laatste reden in 2005 zijn maskers voorlopig aan de wilgen hing en zich terugtrok uit het Nederlands cabaret.
In 2011 keerde Teeuwen plotseling terug, met zijn show Spiksplinter. Maar van ontmaskeren was nu nauwelijks sprake meer. Teeuwen leek te hebben gecapituleerd voor ‘de vraag van de markt’. U wilt grove grappen en beledigingen? Dan krijgt u die. Het is de tragiek van menig ontmaskeraar en satiricus: beginnen als rebel tegen het systeem, eindigen als volledig geaccepteerd onderdeel van dat systeem. Tegelijk lijkt het onvermijdelijk. Aan ontmaskering zit een houdbaarheidsdatum. Na verloop van tijd moeten nieuwe rebellen het stokje overnemen.
Ivo Nieuwenhuis
* Voor een interessante kijk op deze ontwikkeling in de carrière van Teeuwen, zie de documentaire die Monique Nolte over hem maakte in de reeks KRO Profiel, onder titel ‘Komiek met het verkeerde publiek’.