Ik dank u God, dat u mij Zwart hebt geschapen
dat u van mij
de som van alle leed hebt gemaakt,
en dat u de Aarde
op mijn hoofd hebt geplaatst.
Ik heb de vacht van een Centaur
en ik draag de Aarde vanaf de eerste morgen.
Wit is een gelegenheidskleur
zwart, de kleur van alle dagen
en ik draag de Aarde vanaf de eerste avond.
Ik ben blij
met de vorm van mijn hoofd
gemaakt om de Aarde te dragen,
ik ben tevreden
met de vorm van mijn neus
die alle wind van de Aarde moet opsnuiven,
voldaan
over de vorm van mijn benen
klaar om alle paden van de Aarde over te rennen.
Ik dank u God, dat u mij Zwart hebt geschapen,
dat u van mij
de som van alle leed hebt gemaakt.
Zesendertig zwaarden hebben mijn hart doorboord.
Zesendertig vlammen hebben mijn lichaam verbrand.
En mijn bloed heeft op alle lijdenswegen de sneeuw rood gekleurd,
en mijn bloed heeft bij alle zonsopgangen de natuur rood gekleurd.
Ik ben niettemin
blij dat ik de Aarde draag,
blij met mijn korte armen
met mijn lange armen
met de dikte van mijn lippen.
Ik dank u God, dat u mij Zwart hebt geschapen,
wit is een gelegenheidskleur
zwart, de kleur van alle dagen
en ik draag de Aarde sinds de dageraad van de tijden.
En mijn lach op Aarde, in de nacht, schept de Dag.
Ik dank u God, dat u mij Zwart hebt geschapen.