Tien jaar geleden alweer vertaalde ik voor het Institut Néerlandais de gedichten die voorbijkomen in Lapje grond, een korte film van Ben van Lieshout over volkstuintjes. ‘De tuin’ van Gerrit Kouwenaar, zoals het gedicht (uit Een geur van verbrande veren) heette, had niks van een knus volkstuintje, in elke regel hangt de geur van humus en natte aarde, maar de dichter staat er dichter bij de dood dan bij het nieuwe leven. Het was dan ook het laatste gedicht in de film, na de avond van de laatste dag is er weinig ruimte meer voor iets anders dan aftiteling.
‘Een hardcore Kouwenaar-gedicht’ noemde Piet Gerbrandy het in 2002 in de Volkskrant. Hij geeft aan de hand van het gedicht een paar Kouwenaariaanse karakteristieken en concludeert : ‘Dit alles heeft ertoe geleid dat het niet moeilijk moet zijn in een verloren uurtje een geslaagde Kouwenaar-pastiche te schrijven.’ Een pastiche misschien, maar een vertaling, nee. Nu ik de mijne teruglees vind ik hem aanvankelijk op zichzelf staand redelijk functioneren, maar naast het origineel gelegd springt bij herlezing vooral verlies in het oog. Nog maar eens lezen dan. Dan zie ik ook weer hoe ik die beperkingen heb proberen op te vangen, maar het is zoals wanneer je een gat graaft en de aarde er vervolgens weer in schept en aanstampt : je houdt altijd een kuiltje over. Je hebt te hard gestampt, en er is aarde blijven hangen aan het gras om het gat. Afijn, niemand zal er zijn nek over breken, denk je dan maar. De dichter in elk geval niet, die heeft nu, bijna een kwarteeuw na het verschijnen van het gedicht (dat is dan toch een verdomd diepe tuin geweest) de hele rugwaartse terugweg afgelegd. De spiegel zwijgt tussen witte kamer en zwarte tuin.
Soms moet men toch de tuin in gaan Parfois on doit pourtant descendre au jardin
men heeft hem ooit ontstaan, men kent on l’a éclos un jour, on le connaît
hem als zijn kind, hij is geplant tel son enfant, il a été planté
de dag is laat, men haast zich, ziet le jour est tard, on se dépêche, voit
hoe hij ontgroeid is rond een gat comment il a sailli autour d’un trou,
men loopt er dood, hij is ondiep on y impasse, il est peu profond
rugwaarts gaat men het pad terug à reculons, on remonte le sentier
men sluit zich vrede achter glas on se conclut en paix sous verre
de tuin is zwart, men spiegelt zich – le jardin est noir, on se mire –
(c) foto: Chris van Houts