thema:

Inleiding bij ‘Station Osnabrück naar Jeruzalem’

In de loop van de afgelopen vijftig jaar heeft Hélène Cixous (Oran, 1937) meer dan 75 boeken gepubliceerd, maar in het Nederlandse taalgebied is zij vooral bekend als auteur van een tweetal theaterteksten voor het Théâtre du soleil van Ariane Mnouchkine en als feministisch auteur. Vanaf eind jaren negentig ontwikkelt Cixous een geheel eigen vorm van ‘autofiction’ waarin ze een zoektocht onderneemt naar persoonlijke en familieherinneringen die nauw verweven zijn met de tragedies van de twintigste eeuw. Het zijn speelse, avant-gardistische en experimentele teksten waarmee het Nederlandstalige publiek nog niet eerder kennismaakte omdat er sinds begin jaren negentig geen werk meer van deze Franse auteur met Algerijnse roots in het Nederlands werd vertaald.

Haar fascinatie voor Osnabrück ontstond dankzij de verhalen van haar joodse grootmoeder, Omi, weduwe Rosalie Klein-Jonas, die eind november 1938 haar toevlucht zocht bij haar dochter Éve (Hélènes moeder), die Osnabrück al eerder was ontvlucht en in Algerije een nieuw bestaan had weten op te bouwen. Na Osnabrück uit 1999 publiceerde Cixous in een mengeling van feit en fictie, met behulp van notities en transcripties van gesprekken tussen haar moeder en grootmoeder, nog meer legendes, verhalen en geheimen over het mythische Osnabrück, waar alle joodse inwoners werden vermoord. Een van die teksten is Gare d’Osnabrück à Jérusalem (2016) dat binnenkort in mijn vertaling en met een nawoord van Christa Stevens zal verschijnen onder de titel: Station Osnabrück naar Jeruzalem (uitgeverij Octavo).

De Nederlandse titel zal verbazing wekken: Cixous zegt niet ‘van station Osnabrück naar Jeruzalem’ en laat de lezers in het duister tasten over een mogelijke richting. Er is geen van A naar B. Dat klopt met de inhoud van het boek waarin niets lineair of chronologisch wordt verteld. In de Franse titel Gare d’Osnabrück à Jérusalem is ‘à’ polyseem: het kan ‘in’ en ‘naar’ betekenen, dus de Nederlandse titel had ook kunnen luiden Station Osnabrück in Jeruzalem. Maar hoe kan Osnabrück in Jeruzalem liggen? In het Duits kan het woord Station ‘statie’ betekenen en in die zin zou je de titel kunnen interpreteren als een halteplek, een statie op de lijdensweg van een van de familieleden, oom André, die centraal staat in het boek en die door de nazi’s werd vermoord. Die betekenis van het woord Station is van het grootste belang in een van de interteksten in Cixous’ ‘memoir’: Stationen auf dem Weg nach Auschwitz van Peter Junk en Martina Sellmeyer, een gedenkboek voor de vermoorde Joden van Osnabrück dat in 1988 werd uitgegeven door de Stad Osnabrück.

Hélène Cixous maakt op eigenzinnige wijze gebruik van de Franse syntaxis. De ‘normale’ woordvolgorde wordt niet altijd gevolgd. Cixous creëert op die manier een uniek en poëtisch zinsritme waarin onvastheid en veelheid aan betekenissen van belang zijn. Het is aan de lezer zelf betekenis te hechten aan de tekstwereld, zich een weg te banen door het labyrint, waar alles vluchtig is en alle kanten uitwaaiert. Wat is waar? Wat is verzonnen? In die context wekt het geen verbazing dat de schrijfster een voorkeur heeft voor polysemische woorden en homoniemen. Cixous wil juist geen beheersing van het Frans tentoonspreiden en probeert met haar woorden talrijke associaties op te roepen. In de loop van die associatieve reis kunnen woorden en betekenissen transformeren. Bij Cixous is betekenis dus voortdurend in beweging. Zij gaat ook op een idiosyncratische manier om met interpunctie; ze zet weinig komma’s, en zinnen eindigen soms zonder punt.

Station Osnabrück naar Jeruzalem is niet alleen een gelaagde tekst, maar ook een meertalige. De familieherinneringen zijn verbonden met het Duits en Cixous’ tekst heeft veel van de familietaal van moederskant in het Duits laten staan. Maar niet alleen de taal in intieme kring was Duits, ook wat zich aan gruwelijkheden in Osnabrück heeft voorgedaan, speelde zich in het Duits af. Cixous vertaalt nazi-jargon en antisemitische woorden uit het Duits in het Frans en is op die manier tevens vertaalster van de Duitse historische (archief)stemmen. De Duitse taal is voor Cixous vanzelfsprekend niet alleen verbonden met familieherinneringen, maar ook met de barbaarsheid van de nazi’s die met hun verordeningen, wetten, uitsluiting en vernietiging woorden van de Duitse taal hebben aangetast. Over die aantasting gaat het volgende fragment uit Station Osnabrück naar Jeruzalem waarin de schrijfster speelt met de ondertitel van Stationen auf dem Weg nach Auschwitz: ‘Entrechtung’, ‘Vertreibung’, ‘Vernichtung’.

 

Over de auteur: