thema:

De roman als wapen. Over politiek in Frank Martinus Arions Dubbelspel

Dubbelspel is een boze roman. Een woedende roman zelfs, allereerst gericht tegen Nederland, althans: tegen de koloniale politiek van Nederland, althans: het is een roman die de historische rol van Nederland op de Antillen en de wijze waarop die nog doorwerkt in het alledaagse leven van de lagere klassen stevig aan de kaak stelt. Geschreven in de nadagen van de bloedige arbeidersopstand op 30 mei 1969 wil Dubbelspel een wapen zijn, gaf Arion aan toen hij de Lucy de B. en C. W. van der Hoogtprijs in ontvangst nam. En dat was het ook, stelde hij vast, gezien het feit dat hij daar op het podium stond.

Dat wapen is als volgt samen te vatten. Dubbelspel gaat over een episch dominospel tussen vier zwarte mannen. Aan tafel treffen we de volgende mensen aan.

Boeboe Fiel, een taxichauffeur die min of meer bij toeval en tegen zijn zin in op het punt staat om verkozen te worden tot de onbetwiste leider van een nieuw op te richten vakbond van taxichauffeurs die zich teweer stelt tegen de groeiende concurrentie van shuttlebussen door de Amerikaanse hotels op het eiland, wat voor hem en zijn vakgenoten de financiële doodsteek betekent. Zijn nachtelijke bestaan als taxichauffeur en getalenteerd minnaar doet hem, al dan niet betalend, veelvuldig landen in de schoot van de Latijns-Amerikaanse hoeren die, in halve slavernij, leven bij Campo Alegro, waar hij de nacht voorafgaand aan het dominospel verliefd werd op een vrouw van San Domingo.

Chamon Nicolas, een Sabaan en voormalig werknemer van de olieraffinaderij van Shell, waar hij zijn bouwmaterialen bij elkaar jatte om eigen optrekjes van te bouwen die hij vervolgens zou kunnen verhuren. Ooit zat hij een jaar vast omdat hij uit noodweer een man met een kapmes bewerkte, nu leeft hij van de opbrengsten uit de verhuur van zijn bij elkaar gestolen woningen. Als zodanig noemt hij zichzelf een ‘kleine kapitalist’, iets wat hij in zijn uiterlijk vertoon niet laat merken: hij loopt er bewust verlopen bij om niet in de problemen te geraken. Chamon heeft een affaire met Nora, de vrouw van Boeboe Fiel, die zich hoereert om de kosten van het gezin te kunnen dekken, waar Fiel structureel in gebreke blijft.

Manchi Sanantonio, deurwaarder en zelfverklaard rechter in spe. Manchi trouwde de legendarische schone Solema, een idealistische lerares met socialistische agenda, die hij nu echter beschouwt als hoer, omdat hij haar eens in amoureuze toestand aantrof met een andere rechter op een grasveldje. Sinds die tijd misbruikt hij haar structureel onder verwijzing naar het briefje van vijf gulden, het geld dat hij met zijn pistool wist te ontfutselen aan de rechter als vergoeding voor het gebruik van wat hij omschrijft als zijn ‘roerend goed’. Manchi, die met zijn baan als deurwaarder een zeker fortuin heeft gemaakt zit ook goed in het onroerend goed. Hij woont althans in het door hem zelf gebouwde ‘mooiste huis van Wakota’.

Janchi Pau is een visser die droomt van een meubelfabriek met meubels van Wabihout, het enige hout dat Curaçao rijk is. Hij heeft het aangelegd met Solema, de vrouw van Manchi en staat op het punt om haar definitief in te laten trekken in zijn onaffe huis. Sinds hij het met haar aanlegde, loopt zijn mond over van de socialistische retoriek.

Deze vier komen wekelijks samen om zich te wijden aan het dominospel. Een spel dat, zo schrijft Arion, in essentie draait om klassenstrijd. Het ‘domineren’, zoals het genoemd wordt, draait om de paradoxale logica van het geven: wie wint heeft het voorrecht een ‘schoen’ uit te delen aan de verliezende partij, daarmee zijn superioriteit bevestigend. Dat het hier om schoenen draait is veelbetekenend. In de slaventijd stond het bezit van schoenen voor status en vrijheid. Slaven hadden niet het recht schoenen te dragen. Wie dus schoenen uitdelen kan, is niet alleen vrij, hij wentelt zich ook dusdanig in weelde dat hij die schoenen in overvloed heeft. De vernedering van de ontvanger is daarmee enorm: hij wordt in een onderdanige en afhankelijke positie geplaatst terwijl de gever de macht heeft om anderen ‘vrij te maken’, een performatieve act die in de slaventijd allicht slechts was voorbehouden aan de slavenhouders. Maar ook zonder de parallel met het slavenverleden is het geven een daad van agressie: het maakt de gever tot rijke filantroop die zich ontfermt over de arme bedelaar.

In dit spel van domineren, dat zich in de beschrijving van Arion direct laat passen in de meester-slaafdialectiek van Hegel, culmineert de recente en minder recente geschiedenis en de culturele actualiteit (van 1973 weliswaar) van Curaçao. Dat zit zowel in de performatieve waarde van de spelhandelingen zelf als in het gesprek dat de vier mannen, rum drinkend en bewapend, ondanks hun schijnbare vriendschap, voeren. Er wordt gesproken over vrouwen, over vreemdgang en prostitutie (zonder dat de duistere waarheid die als een tijdbom onder de vriendschap ligt geëxpliciteerd wordt), over de blanke dominantie op het eiland, over nationalisme en het onvermogen van de eilanders om hun eigen economie op poten te zetten, over de noodzaak van educatie en klassebewustzijn, over arbeidsverhoudingen en opstanden. Ze herhalen en bekritiseren tegelijkertijd al spelend de kapitalistische corruptie van nu en de criminele kolonisatie op het eiland. Dit alles in een taal die niet zondermeer Nederlands is, maar naar de Curaçaose hand wordt gezet. Een taalpolitieke keuze die doet denken aan het werk en de essays van Derek Walcott, in dezelfde periode geschreven, waarin de zoektocht wordt ingezet naar een literatuur die zich niet modelleert naar Westerse literaire maatstaven, maar zich als het ware uit de Caraïbische zee laat voortkomen. Een strategie die je bijvoorbeeld ook terugvindt in het Nederlandstalige werk van Caraïbische auteurs als Astrid Roemer en Edgar Cairo.

Het wapen, zoals Arion zijn roman dus noemt, streeft naar een politieke overwinning van het socialisme. Het plaatst zich impliciet in de traditie van de Amerikaanse Black Power-beweging, waarin marxisme en antiracisme samengebracht werden in de retoriek van Stokely Carmichael en de Black Panther Party for self-defence. De beweging, ook, waarin prominent van de communistische partij Angela Davis de ironie van het al dan niet afgedwongen afzweren van het gebruik van geweld aankaartte door aan te tonen dat het geweld in zwarte Amerikaanse wijken alom aanwezig is, zij het in de vorm van de staat of in de vorm van criminaliteit.

Voor de helderheid: Arion bepleit in Dubbelspel niet de gewapende strijd, als het wapenarsenaal van die strijd bestaat uit vuur- en steekwapens. Curaçao is bovendien de Verenigde Staten niet. Zou ik hem in de discussie binnen de Black Power-beweging moeten plaatsen, dan zou ik hem scharen aan de kant van de late Martin Luther King. De ‘gevaarlijke’ King, die racisme koppelde aan economische motieven. De King die geliquideerd werd. Net als dat van King bestaat het wapenarsenaal van Arion uit woorden.

Dit alles in ogenschouw nemend kun je dus stellen dat het nogal dapper was van de organisatoren van Nederland Leest dat ze in 2006 kozen voor juist dit ondermijnende, antikoloniale, antikapitalistische boek als uitgangspunt van hun landelijke actie. De vraag is echter wat er over blijft van de fundamentele kritiek als je hier het politiek-correcte, vrolijke multiculturele sausje overheen gooit dat de actie eigen lijkt te zijn.

Hella Haasse schreef in het kader van de Nederland Leest-actie een korte Lofrede op Dubbelspel, die eigenlijk nauwelijks over dat boek gaat, maar veeleer over de zegen van het lezen en herlezen van romans. Slechts in de laatste alinea schrijft ze over Dubbelspel, en wel het volgende:

Dubbelspel van Frank Martinus Arion is een voorbeeld van
wat herlezen teweeg kan brengen. Dertig jaar geleden
gold de roman dadelijk als verrassend: informatief en vol
mensenkennis, humor en inzicht, geschreven in soepel,
beeldend Nederlands, verrijkt met elementen uit de
Caraïbische cultuur. Bij herlezing nu blijkt het boek dubbel
interessant. Het geeft reliëf aan wat wij in de loop der jaren
wisten of dachten te weten over Curaçao. Het maakt duidelijk
hoe weinig wij hebben begrepen van dat gebied en de mensen
die er leven.

Het gaat natuurlijk niet aan me zulks bij lezing van woorden van de grand old lady van de Nederlandse literatuur te getroosten, maar bij lezing van deze alinea schoot er toch echt maar één woord door mijn kop: ‘Ammehoela!’ Dit is kennelijk wat Frank Martinus met zijn wapen ziet gebeuren als de politiek-correcte meute zijn woorden effectief geïncorporeerd heeft in diens allesverslindende depolitisering: wat eerst nog informatief was, blijkt na 33 jaar ook nog eens reliëf te geven. Dat is, op zijn zachtst gezegd, nogal mager.

In het wapen Dubbelspel zijn het de zwarte socialisten Janchi en Solema die triomferen, die uiteindelijk domineren. Janchi wint met zijn partner Chamon, maar toch vooral dankzij Janchi, het uren durende spel op magistrale wijze: alle schoenen gaan naar Boeboe en Manchi. De vernedering is compleet als op een gegeven moment de hele wijk, inclusief televisiecamera’s, de slotepisode komt vastleggen. De vernedering van de twee wordt nog vergroot wanneer beide verliezers de ontrouw ontdekken van hun dominerende vrienden met hun respectievelijke vrouwen. Beiden leggen ze binnen een uur na afloop van het spel het loodje. Boeboe omdat hij Chamon voor zijn ontrouw en verraad tracht te vermoorden en het onderspit delft. Manchi slaat de hand aan zichzelf als hij ontdekt dat zijn vrouw en ‘hoer’ hem verlaten heeft voor Janchi.

Chamon wordt vervolgd voor zijn moord, wederom uit noodweer, maar niettemin. De uiteindelijke overwinnaars zijn Janchi en de mooie Solema. Samen staan zij aan de basis van een coöperatieve socialistische beweging die een eerlijker verdeling van bezit moet gaan bewerkstelligen in een op termijn onafhankelijk Curaçao. Solema wordt vanuit die rol zelfs als de ideale leider van de Amerika’s (Noord-, Midden- en Zuid- samen) geponeerd.

We weten inmiddels dat zaken anders zijn gelopen. Arion heeft gebroken met Nederland en heeft zijn Koninklijke lintje, twee jaar na de Nederland Leest-actie, teruggestuurd naar de koningin uit kwaadheid over de dominante ‘rekoloniserende’ opstelling van Nederland tijdens het proces van de verkrijging van onafhankelijkheid. Ik kan die geste niet anders zien dan als een wanhopige vervanging van dat wapen dat bij nader inzien toch niet in de botte koppen van de Nederlander heeft kunnen doordringen, het CPNB en Arions wapenarsenaal ten spijt.

Deze tekst werd eerder uitgesproken op de avond Perdu leest Nederland Leest anders (Perdu, 9 november 2012).
Matthijs Ponte is dichter, filosoof en mededirecteur van het internationale literatuurfestival Read my World.

Over de auteur:

Matthijs Ponte (1982) is schrijver, criticus en filosoof. Hij doorliep zijn middelbare school in Suriname. In het verleden was hij o.a. directeur van Perdu en Read My World, betrokken bij de Werkgroep Caraïbische Letteren en co–presentator van een podcast over poëzie. Hij schreef kritieken voor verschillende tijdschriften en publiceerde een chapbook met poëzie. Momenteel doet hij onderzoek naar de stad en werkt hij aan wat een debuutroman zou moeten worden.