thema:

Retour naar St. Louis

Vertaling:

(kaartje naar St. Louis en terug in een tweepersoons eersteklascoupé wie is de derde die naast je loopt?) Na een interval van meer dan veertig jaar kwam ik mijn oude buurman Rives Skinker Mathews tegen in Tangier. Mijn geboorteadres 4664 Berlin Avenue, omgedoopt tot Pershing tijdens de oorlog. De familie Mathews woonde naast ons op nummer 4660 – bakstenen huizen met drie verdiepingen van elkaar gescheiden door een steeg grote achtertuin waar ik van tijd tot tijd onvermijdelijk een rat zag vanuit mijn slaapkamerraam op de bovenste verdieping. Nou, we hebben het over St. Louis en het gesprek komt op ‘hoe het die en die verging’ en Rives Mathews weet echt hoe het die en die verging in St. Louis. Zijn moeder zat vroeger op dansles met ‘Tommy Eliot’ – (zijn sokken zakten altijd af. Hij had klamme handen. Ik laat je vrees zien in een dansles) — Sta me nog een onderbreking toe nou kijk Rives Mathews had een plakboek bijgehouden van zijn tijd in St. Louis en zijn moeder had een verzameling visitekaartjes achtergelaten uit de hoofdsteden van Europa. Ik was op weg terug naar St. Louis toen ik het plakboek van Rives doorkeek, schemerige, flikkerende stukjes T.S. Eliot die oprezen uit de pagina’s — (Maar wat, mijn vriend, kan ik jou nog geven, opzij gelegd op nog een schaal? Die kaartjes zijn verkoold bij de brand in mijn winterhuis op 27 oktober 1961— Comte Wladmir Sollohub Rashis Ali Khan Bremond d’ars Marquis de Migre St. John’s College 21 Quai Malaquais Principe de la Tour — Gentilhomo di Palazzo — je bent een heel eind van St. Louis vandaan en vice versa.
‘Ik zou graag een saloncoupé willen reserveren naar St. Louis.’
‘Een saloncoupé? Waar kom jij vandaan?’
‘Het buitenland.’
‘Ik kan je een slaapcoupé geven of een chambrette wat wil zeggen kleiner.’
‘Ik neem de slaapcoupé wel.’

***

Toen ik aankwam bij het Chase Plaza Hotel werd ik naar een grote tweepersoonskamer gebracht echt een kamer van topkwaliteit. Zoals het een echte Europeaan betaamt, sprong ik een poosje op de bedden, testte ik de warmwaterkranen uit en staarde ik vol verbazing naar de handdoeken, de zeep, het gratis schrijfmateriaal, de televisie — (En dan noemen ze óns boerenkinkels).
‘Dit is een paradijs,’ zei ik tegen B.J. En ik ging naar beneden naar de lobby om de plaatselijke kranten te pakken die ik altijd nauwkeurig doorzoek op artikelen of foto’s die iets van mijn vroegere, hedendaagse of toekomstige schrijven kruisen, vergroten of aantonen. Relevant materiaal knip ik eruit en plak ik in een plakboek — (een paar hints — por eso ik het heb overleefd) Relevant materiaal knip ik eruit en plak ik in een plakboek — (Schiet op alsjeblieft het is tijd) —Afgelopen winter stelde ik bijvoorbeeld een pagina samen getiteld Afternoon Ticket Tape die werd gepubliceerd in My Magazine, uitgegeven door Jeff Nuttal in Londen. Deze pagina, een experiment in krantformaat, was grotendeels een herschikking van zinnen van de voorpagina van The New York Times van 17 september 1899, in de vorm van codeberichten. Aangezien sommige lezers tegenwierpen dat de betekenis voor hen onduidelijk was, hield ik mij vooral bezig met het vinden van kruispunten, je zou het een decoderingshandeling kunnen noemen die de tekst verbindt met externe coördinaten: (Uit Afternoon Ticket Tape: ‘Meest vruchtbare prestatie van de Amsterdamse Conventie een dronken politieagent’). En gewoon hier in de St. Louis Globe Democrat van 23 december stond dat een politieagent op non-actief is gesteld wegens drinken onder diensttijd, ladderzat in zijn patrouillewagen met een lege fles cognac — (nog een paar cognacjes zonder ijs alsjeblieft) — (Uit A.T.T.: ‘Veel plezier in Omaha’) — En dit stuk uit de Vermillion in South Dakota: ‘Omaha Kid stuurt elk jaar een briefje naar gevangenis met $10’ — Graag te gebruiken voor noten, voedsel of peuken voor alle gevangenen die met kerst vastzitten in jullie klerebajes, was getekend ‘The Omaha Kid’ — (Uit A.T.T.: ‘Wat voor gladjakkers voorspelden Retreat 23?’) — St. Louis Globe Democrat:  ‘Een woordvoerder van het 6de leger verklaarde dat er nog twee lichamen zijn geborgen uit de Eel River. Dodental staat nu op 23.’ — (Uit A.T.T.: ‘Kom op Tom nu is het jouw beurt’) — St. Louis Post Dispatch: ‘Tom Creek treedt buiten zijn oevers.’
B.J., die zich niet kon bedwingen, rolde in sycofantische stuiptrekkingen over het bed: ‘Ik zeg het je baas jij schrijft het en het gebeurt. Nou als je mij niet schreef dan was ik hier niet.’
Ik vertelde hem bits dat dat soort ogenschijnlijk toeval ongetwijfeld vaker voorkwam als mensen beter op zouden letten. We gingen voor het diner naar beneden naar de Tenderloin Room waar ik kennis maakte met een Amerikaanse specialiteit: gepofte aardappel geserveerd met zure room. Ausgezeichnet.
‘Ik zeg het je baas in Parijs zou je dit eten nergens kunnen krijgen voor zo’n prijs.’
De volgende dag heel zacht en warm liep ik door de oude buurt die niet ver wandelen is welnu het huis van de Bixby’s stond vroeger precies waar het hotel nu staat en ik liep er als kind elke dag langs op weg naar Forest Park met broer ‘Bu’ en onze Engelse gouvernante die altijd tegen me zei: — ‘Stel geen vragen en maak geen opmerkingen’ —. Dit raadselachtige bevel heb ik om professionele redenen naast me neer moeten leggen, begrijpt u. Maar goed ik was dus op jacht met mijn camera op zoek naar restjes van 1920 — stukjes zilverpapier in de wind — zonlicht op verlaten kavels — het Ambassador — ‘Hotel met een hart’ — waar een oude vriend in Clark Street woonde — nummer 4664 staat er nog altijd, ziet er precies hetzelfde uit — (‘Vindt u het erg als ik een paar foto’s maak? Heb hier vroeger gewoond, vandaar.’) — zo weinig mensen op straat — Zusters van het Heilige Hart — Deze boodschap op een stenen muur — ‘Gay — Verloren’ — de huizen lijken allemaal leeg — Ik had niet het geluk een rat tegen te komen, maar ik wist wel een paar foto’s van eekhoorns te maken (bood ons zijn foto’s van een eekhoornjacht aan) — Dus terug naar mijn rustige afgelegen kamer en mijn plakboeken.
‘Asgroeven — een achterstraatje — een rat in het zonlicht — Allemaal hier,’ ik tikte op mijn camera, ‘Alle magie van vervlogen tijden zoals het lied luidt recht voor je neus, gewoon in je eigen achtertuin. Waarom vervelen mensen zich? Omdat ze niet kunnen zien wat er recht voor hun neus gebeurt, gewoon in hun eigen achtertuin. En waarom kunnen ze niet zien wat er recht voor hun neus gebeurt? — (Tussen de neus en het object valt de schaduw) — En die schaduw, B.J., is het vooropgeschreven woord.’
‘Och meneer, u heeft te diep in het glaasje gekeken.’
‘Stel nou dat ik hierheen kom om “een paar boerenpummels in Nergenshuizen te zien”? Nou dat is dan precies wat ik zie. Ik kom hier om te zien wat ik zie en dat is een heel ander verhaal. Een hele hoop verhalen zelfs. Loop een blokje om, hou je ogen open en je kunt een roman schrijven over wat je allemaal ziet — beneden in de lobby gisteravond — rokerige rozige zonsondergang boven de rivier.’
‘De rivier is de andere kant op, baas.’
‘Nou en? Schuif met een paar details. Nou zeg moet je dat eens zien er zitten daar mensen met hun rug naar die zonsondergang.’
‘Ik wil het niet geloven, baas.’
‘B.J., herinner je je de achtbaan in Forest Park Highlands nog?’
’Natuurlijk baas. Nou toen dat Mexicaanse meisje en ik in de spleetoogwasserij in Olive Street werkten —‘
’Oké B.J., kappen. Vanaf nu is dit een fatsoenlijke show. Het soort show waar je gerust je kinderen en je grootmoeder mee naartoe kan nemen. Gewoon simpel, fatsoenlijk plezier voor de hele familie. Herinner je je Thurston nog?’
‘Natuurlijk, baas. Hij liet een witte olifant verdwijnen.’
‘Precies — een witte olifant — al onze grijze gribusdagen van weleer — alles helder en klaar als na de regen.’
Op dit punt sprong B.J. op, klapte een paraplu open en brulde luidkeels ‘April doet wat-ie wil’ — (Witte regen klotste neer — een muur van regen welteverstaan.)
‘Oké, B.J., kappen!’

Zondag 27 december rijd ik door St. Louis met broer ‘Bu’ en hier en daar stoppen we om foto’s te nemen – de oude rechtbank en de archieven /Klik/ en daar bij de rivier of aan de andere kant van de rivier, het hangt er vanaf van welke kant je komt staat de boog die toen nog steeds in aanbouw was, honderdtachtig meter hoog toen hij af was — (de ‘Poort naar het Westen’) — hij heeft een onheilspellende uitstraling alsof hij het enige monument is dat een atoombom of andere natuurramp heeft weten te doorstaan /Klik/ klinkerweggetjes langs de oeverwal — toevluchtsoord uit de tijd van de rivierboten — lagen baksteen en metselwerk — de sedimenten van een stad — de MacArthur-brug /Klik/ en precies dáár zal een truck door de vangrail heen breken en twintig meter naar beneden storten waarbij de chauffeur overlijdt, je kunt het stippellijntje zien op de foto in de Post Dispatch /Klik/ de River Queen en de Admiral zoals vanouds rood pluche schuldgevoel de hele boel zakt de rivier af op een zondagmiddag.
‘Zullen we West End gaan bekijken?’
Clayton en de buitenwijken van West End die nu onherkenbaar verbouwd zijn na een afwezigheid van twintig jaar. In de jaren twintig verhuisde mijn gezin naar het westen, naar Price Road — (nummer 700 zuidzijde). /Klik/ en iets verder de straat in staat de John Burroughs School en daar is de kleedkamerdeur /Klik/ waar ik op een middag lang geleden stond te kijken hoe de gescheurde hemel met de wind meeboog de bliksem trof de school precies dáár /Klik/ (Wie beweert dat bliksem nooit tweemaal op dezelfde plek inslaat is geen fotograaf.) — 1929 de tornado als ik het me goed herinner toen alle archieven in rook opgingen naam en adres oude boog daar bij de rivier met het nieuws van een koude lente.
Cruising down the river on a Sunday afternoon’ — (Deze muziek klinkt over het water — het Veiled Prophet Ball achter de coulissen) — Fotograaf van dienst is William Born Field St. Louis Magazine 52, Achterlijke Kinderen Project, de tweehonderdjaarlijkse groet van de jonge burgers van St. Louis: (Gelukkig Nieuwjaar Comte Hector Perrone de San Martine Mrs. Edge thuis afgelopen donderdag in mei, Fete Dieu, Principe de la Tour, Gentilhomo di Palazzo, je bent een heel gesluierd-achterlijke-kinderenproject-eind van St. Louis. Ik, Vermaarde Barprofeet, had niet gedacht dat Doodstijdschrift 52 zoveel mensen had uitgewist, aangezien ik ze allemaal heb gekend: Baron Rashid Pierre de Cobo-Helen Zapiola Theresa Riley — ik dwaal af ik dwaal af.)
‘Wat in ‘s Horton-Vernet-Gen-San-Martine-Zpiolo-The-Swan-Last-Day-de-Cobo-Principe-di-Castel-Hose-it-Chicale-Randy-Vielen-Miguel-Garcia-de-Rube-Gordonsnaam betekent dat, verdomme?’ interrumpeerde B.J.
(Een lange recensie — mensenstemmen — Zíj hadden antwoorden verwacht?)
Familiereünie bij mijn tante K. thuis. B.J. heeft met al zijn scherpzinnigheid die je bij dat soort zaken moet hebben opgemerkt dat er maar een halve fles whisky op de dientafel staat, werpt zich op als barman en voorziet zichzelf ondertussen heimelijk van dubbele maten zodat wanneer er liever vroeg dan laat een nieuwe fles tevoorschijn komt, we ons beiden enigszins nou ja je-weet-wel voelen B.J. is een voormalige Anonieme Alcoholist en verlevendigde de bijeenkomsten met zijn bekentenissen: ‘Eens bij een vriend thuis’ begint hij met een grafstem ‘in het holst van de nacht — glipte ik’ — hij port met een vinger zijn borstkas — ‘de kamer van de puberale zoon van mijn gastheer binnen.’ Hij sluipt over het podium en draait zich naar het publiek toe. ‘Zie je het voor je?’ Het publiek gaat ongemakkelijk verzitten. B.J. hanteert een denkbeeldige zaklantaarn — ‘hier pijlpunten — daar een stenen bijl — een vlinderbak — de stikpot — een opgezette uil — Wie o wie drinkt daar de pot met de duizendpoot op sterk water leeg?’ — het was braakverwekkend op een heilzame manier. (Ik dwaal af — een dronken politieagent — Stein keert terug naar zijn tijdschrift.)
Ik richt mij tot een neef die nu accountmanager is bij een reclamebureau: ‘Wat ik bedoel is dat het tijd is voor de kunstenaar en de reclameman om symbiotisch tot elkaar te komen en het leven te schenken aan wat we “creatief adverteren” kunnen noemen ik bedoel reclame die een verhaal vertelt en een sfeer neerzet. Zoals dit begrijp je? Dus jij bent verantwoordelijk voor Southern Comfort?’
“Ty Bradly, beroepsgokker en rivierbootpassagier, tot uw dienst, m’neer.” Met zijn blauwe ogen geamuseerd op de omvangrijke boezem van de bardame gericht zei hij lijzig “Doe mij maar een dubbele Southern Comfort, mejuffrouw.”
“Pardon hoor bent u kolonel Bradly? Kolonel Ty Bradly?”
Bradly draaide zich om naar de spreker zijn ogen zonder emotie onleesbaar twee vingers in een zak van zijn gilet rustten lichtjes op het koude blauwe staal van zijn Remington-pistool.
“Dat klopt, m’neer.”’
‘Ja, en beeld je eens in wat we voor Simmons Matrassen zouden kunnen verzinnen,’ interrumpeerde B.J.
(Oké, B.J., káppen!) ‘Snap je wat ik bedoel? Glamour — romantiek — Inspecteur J. Lee van de Nova Police rookt Players — (laat die vuile rotpenning van hem zien) — Agent K9 gebruikt een Bradly lasergun — Reclames zouden hetzelfde amusementsgehalte moeten hebben als wat er in een tijdschrift staat. Úw product verdient het beste. Waarom zou je er een stom deuntje bij verzinnen? Waarom niet gewoon een gouwe ouwe gebruiken zoals “Annie Laurie.” Aan dat lied zit nog een verhaal vast. En herinner je je een jonge agent die “Annie Laurie” floot terwijl hij door de met klinkers bestrate weggetjes wandelde? Toen stopte hij bij een bar op de hoek om een glas Budweiser te drinken wat hij natuurlijk eigenlijk niet had mogen doen onder diensttijd. Ja hij zou het eens zijn met je favoriete sigarettenmerk. Alle Players, laat je kaarten zien. En denk aan een jonge agent die “Annie Laurie” fluit en zijn knuppel rondzwiert boven de straatklinkers, tekende 17 september 1899 boven St. Louis.’
(De hemel gaat uit achter zijn rug.)

Over de auteur:

William S. Burroughs (1914-1997) wordt gezien als een van de grootste Amerikaanse postmodernistische schrijvers van de twintigste eeuw. Hij behoorde tot de Beat Generation, een groep schrijvers die in de jaren ’50 experimenteerde met narratieve vormen en controversiële onderwerpen. Zijn bekendste boek is Naked Lunch, waarvoor hij werd aangeklaagd wegens obsceniteit, een zaak die hij uiteindelijk won, waarmee er praktisch gezien een einde kwam aan literaire censuur in de VS. Van zijn hand verschenen in totaal achttien romans, zes verhalenbundels en vier essayverzamelingen.

Over de vertaler:

Tom ten Hove (1993) vertaalt vanuit het Engels. Hij is momenteel student aan de Universiteit Utrecht waar hij de onderzoeksmaster Literair Vertalen volgt. Zijn afstudeerscriptie richt zich op de vertaling van non-standaard taalvarianten, zoals regionale dialecten en sociolecten. Zijn eerste literaire vertaling, ‘Stormtij’, verscheen op het Chronicles-platform van het Crossing Borders-festival. Sinds 2015 is hij parttime werkzaam als freelance vertaler en in 2016 liep hij stage bij Terras.