thema:

Theorie aangaande de honden

1.
 

Opeens zijn ze daar, het is hun tijd, mannen met voldoende geld
en vrouwen die al snel uit beeld verdwijnen.
Het werk laten ze voor jou, van de eerste twee uur zal je niks merken.
 

Daarna gaat de avond open onder sterren die niet willen bewegen.
Hier en daar duisternis, een verzameling afgelegen kindergeluiden
en deze mannen van nu die ons de wereld cadeau willen doen.
 

Achter die opluchting is de kliniek gaan schemeren. De mannen
helpen ons op weg: jij daar heen, de anderen naar de rust
van de beloofde medicijnen, van de vals gezongen slaapliedjes.
 

Is het de volgende avond vol blad en sterven, van vuilbekken
in de catacomben, behoefte aan alarm, aan beelden van
voor de verwoesting net zo goed als van na de verwoesting?
 

Let op de honden als je weten wil wanneer de verwoesting komt.
Ze proberen te schuilen in de keukenkastjes, in de voorraad medicijnen
onder het inbraakalarm, in begrip en complimenten.
 

We geven niet om het licht als ons duisternis wordt opgelegd.
Waarna de mannen weer in beeld zijn, goed verlicht opeens.
De patiënten zijn bang van het licht, ze denken dat het een monster is.
 

We geven toe dat ons vrije verleden een monster was. De dagen
duren niet genoeg, er is teveel om bij te houden. Ze zijn voor de mannen
gemaakt, ook ons gedonder met de honden hangt de keel uit.
 

Waarom kozen we de honden in plaats van de man met het manke been
in plaats van de vrolijk zingende kinderen die zo verhelderend afsteken
tegen de welwillendheid van een kliniek op vastenavond?
 

2.
 

Ze komen omdat het hun tijd is, met gebruikte auto’s en nieuwe honden, met voldoende geld en met vrouwen die al snel uit beeld verdwijnen.
 

Met de tijd mee komen ze, de honden, de glimmende auto’s, komt het geld los, de vrouwen die verdwijnen, wetend dat het tijd is.
 

Met de honden in hun dampende auto’s komen de mannen, het is hun tijd.
 

Is het tijd dat de mensen komen die jou gezien hebben, waar ze jou aan de tekenen des tijds herkend hebben, zien ze hoe de honden wegrijden nu, hoe jij nu jezelf ziet en de vrouwen die we zagen verdwijnen, zoals de honden verdwenen.
 

Zien we alles van de afgelopen maand terug, deze tijd, dat we dachten een stukje te gaan rijden, komen ook de honden weer terug en de vrouwen, komen de vrouwen om geld bedelen, komen de honden meteen mee om eten schooien, komen de mensen schooien zodra ze weten dat er geld zit.
 

In de tijd of terug van waar de vrouwen van de honden komen we moe en niet eens voldaan, weten we nog wat we kwijtraakten, wat we terugvonden, wat we in de haast hebben overgenomen, met de honden op onze hielen en de vrouwen die ons bloed wel drinken konden.
 

Bij het drinken hebben de honden het overgenomen, hebben ze de mannen verslonden, zich met hun auto’s uit de voeten gemaakt.
 

De vrouwen die zoekraakten hebben dezelfde mannen opnieuw verslonden hebben de auto’s aan het woord gelaten, waren zoals de auto’s voor de honden zijn, de uren die resten, de uren zijn monsters, zijn op de honden overgegaan.
 

Met de honden is geld overbodig geworden, de regels zijn definitief veranderd.
 

Het geld hangt voor de honden tegen de hemel als stenen en zwarte gaten als langzaam rijdende auto’s.
 

Rijden tergend langzaam rijdende auto’s nieuwe scheuren in de tijd, waardoor je ons ziet schooien, bedelen, waardoor je ons ziet blaffen.
 

3.
 

Te koud om te gaan of te warm om te blijven.
Soms valt er niets over de honden te zeggen.
 

Tenminste een fatsoenlijke maaltijd en een boek
dat de waarheid vertelt. Alles wat we daar omheen
willen, valt passend te maken. Twee dagen later
de kaartjes voor de trein naar Brest. Zie je nou wel
dat je ook met de honden geduld kan hebben.
 

Zaterdag het traktaat over de grote heidenen.
Het is gemakkelijker jezelf als hond voor te stellen
dan als mens te leven (Sjklovski). De studie
kan wachten, de honger niet.
 

Als dit nog langer had geduurd hadden we zelfs
het boek opgegeten, maar er was een truck zo goed
hier tegen middernacht nog langs te rijden en de
silhouetten van onze helden en de vijanden met hun
honden uit het duister weg te snijden.
 

Zitten we opeens weer goed in onze argumenten.
Het is gek hoe alles naar een uitkomst praat.
De doorgetilde jaren zei je nog, op een gegeven moment
heb je als heiden geen gebruiksvoorschriften meer nodig –
 

jij had ze, maar ze werkten niet. Net als de restjes
filosofie die na het feestje waren overgebleven.
 

Je hebt de dagen, dat immense wachten op het leven
opgelost. Ook het hele mechaniek van je jonge
alle kanten opschietende lichaam.
 

Het boek heeft geholpen, ook jouw evenbeeld
de ongeduldige man die is aangesteld om ons te straffen
de vrouw die haar zoon heeft weggebracht
om een ongeduldig man te worden.
 

Voor jou is het genoeg, geluk. Ik weet het nog niet
maar vertrouw de kennis die overal aan de bomen
en tegen de muren hangt, die ons voorgaat in de dromen
waarin we met de honden spreken, hun leider voor het
gebed uitnodigen, we doen alsof de platanen
voor het stadhuis er voor hen zijn gekomen, maar
 

ze stonden hier al minstens veertig jaar eerder, weet
je nog dat je aan de honden twijfelde, de reis naar Brest
hij was allang jouw kind. Op leeftijd dan, je had het
met hem afgesproken.
 

Mijn hand streelt zachtjes je haar, ik streel
ander haar. Zo op een achternamiddag verspelen
de jongen en het meisje passende termen. Ik bedoel
maar, we zouden ook  minder kunnen zeggen.

Over de auteur:

Jan Baeke (1956) is vertaler en dichter. In 1997 verscheen zijn debuutbundel Nooit zonder de paarden bij Uitgeverij de Bezige Bij. Hiervoor had hij reeds gedichten gepubliceerd bij Tirade. De vierde bundel van Baeke, Groter dan de feiten (2007), werd genomineerd voor de VSB Poëzieprijs 2008. Naast dichter is Jan Baeke vertaler van Lavinia Greenlaw, Liz Lochhead en Deryn Rees-Jones en is hij verbonden aan Poetry International.