thema:

Toinon, die moskee

Vertaling:

Toinon, ‘s zondags in de winter had die moskee
een zeldzame melancholie, iets van droefenis.
Grillig plooiden zich de tapijten uit Tunis
en Algiers, als was het ’t gevlamde staal van de zee.
 
In de woelige kussens bruisten de wateren
nabij de zonnen in koop’ren tafels gedreven.
Er hing iets doods in de lucht dat moest herleven,
onderbewuste erflast, stem der vaderen.
 
Het gezang ontspon zich op ‘t ritmisch trommelspel.
Onder de oranje schermen gingen als een bloem
de oosterse vazen open vol uitheems festoen.
Hoor je die hartverscheurende kreten, dat appèl?
 
Witte moskee, ik heb me tegen jou aan gevlijd.
In die mannenstemmen zitten metalen krassen,
dezelfde die diep in de spirituals knarsen,
onder ’t bezwaard voortploegen in de natte klei.
 
Heb je gevoeld, Toinon, toen ik je vingers omsloot,
dat mijn blik slechts de melancholische weerschijn kent
van de Vlam die door ‘t Amerikaanse continent
de immense wanhoop van een pariavolk loodst?
 
Stil heb jij je frêle hand op mijn ogen gelegd,
jouw kinderhand die enkel seringen heeft gedood.
Jij zag niet hoe ik wanhopige tranen vergoot
en langzaam hun eeuwige lijden heb geplengd.
 
Dit trieste hoekje van schaduw dat jouw hand mij schonk,
waaraan de troeb’le geur van heliotroop ontsteeg,
suste die trage avond in Europa mijn leed,
zodat, in mijn gewassen ogen, rein de dag blonk.
 
Terwijl ik, als een log slavenschip, mijn ras en wrok
doorheen al mijn aderen heb voelen vloeien,
en ik voelde hoe het mijn hele hart doortrok,
verbraken jouw blanke vingers schijnbaar mijn boeien.
 
 
 
 
 
AANTEKENING BIJ TOINON, DIE MOSKEE
 
Jean-Fernand Brierre (1909-1992) geldt als een van de meest toonaangevende stemmen
binnen de Haïtiaanse literatuur. Zijn werk wordt tot de zogenaamde négritudebeweging
gerekend, een beweging van Franstalige, Caribische en West-Afrikaanse schrijvers die
vanaf de jaren dertig ijverden voor een zwart zelfbewustzijn en de blanke bevoogding
afwezen. In Brierres aanzienlijke oeuvre, dat behalve poëzie ook toneelstukken, essays
en een enkele autobiografische roman omvat, weerklinkt dan ook één langgerekte, lyrische
aanklacht tegen het onrecht dat zwarte mensen gedurende de voorbije eeuwen is aangedaan.
Het gekozen gedicht is ontleend aan zijn debuutbundel Chansons secrètes uit 1933,
maar het meeste bekendheid verwierf hij met Black soul (1947), een prozagedicht
over de tragische voorgeschiedenis van zijn volk in de diaspora van de slavenhandel en de
uiteindelijke bevrijding van het Europese juk. Behalve als schrijver zette Brierre zich
tevens als diplomaat in voor zijn land. Ten tijde van de Duvalier-dictatuur (van Papa en
Baby Doc) zag Brierre zich echter gedwongen in ballingschap te gaan in Senegal, waar de
dichter onder bescherming van president Léopold Senghor – een der oprichters van de
négritude – bijna een kwart eeuw zou verblijven. Aan deze zoveelste ervaring van thuis-
loosheid kwam pas een eind toen Brierre kort voor zijn dood naar Haïti mocht terugkeren.

Over de auteur:

Jean Brierre (1909-1992) was een Haïtiaans dichter, toneelschrijver, journalist en diplomaat. Hij publiceerde naast toneelstukken en essays o.a. de bundels Chansons secrètes (1933), Black soul (1947), La Source (1956), Images d›Or (1959), Aux Champs pour Occide (1960) en Sculpture de proue (1983).

Over de vertaler:

Piet Devos (1983) heeft zicch gespecialiseerd in de vertaling van Frans- en Spaanstalige avant-gardeteksten. In 2013 is hij aan de Rijksuniversiteit Groningen gepromoveerd op het werk van Vicente Huidobro en de Franse surrealist Benjamin Péret. Zijn onderzoek richt zich vooral op de rol van de zintuiglijke waarneming in literatuur. Zie voor meer informatie: www.pietdevos.be