In the liminal space of spirit-being
Een korte introductie tot het werk van Logan February
De Yorùbá cultuur kent vele mythes en gebruiken rondom de wetten van de natuur: geboorte en dood. Voor het themanummer ‘Jungle’ van Terras kozen Flora Valeska Woudstra en ik enkele gedichten van Logan February die een circulaire relatie aangaan met rouw en wedergeboorte. Logan February is een non-binaire Nigeriaanse dichter en songwriter en studeert aan Perdue University’s MFA programma in Creative Writing. Hun werk verscheen eerder in The Guardian Life, The Rumpus, Lambda Literary, Washington Square Review, Africa In Dialogue en op vele andere plekken. Hen is auteur van In the Nude en drie chapbooks. Logan ontving in 2020 The Future Awards Africa Prize for Literature.
In het gedicht Dúrójayé, hebben we te maken met een entiteit die horizontale tijd overstijgt. Dúrójayé betekent ‘degene die wacht op de vreugde van het leven’. Àbikú is een entiteit die met een pasgeborene de wereld in komt. Maar voordat het kind kan groeien neemt de entiteit de baby weer mee naar de spirituele wereld. Dit gebeurt herhaaldelijk. Àbikú betekent spirit child (‘schimkind’) en kan vertaald worden naar ‘doodgeboren’ of ‘baart een dode’. Het woord omschrijft zowel het kind dat meermaals overlijdt, als de geest. Deze tweedeling, het spel tussen geestwezen en menszijn, komt terug in de gedichten van February. In Dúrójayé spreekt dit wezen over zichzelf in de derde persoon, in een tijdsvorm die zowel leven als dood overstijgt. Met àbikú geeft de Yorùbá-cultuur een interpretatie van de wrede ervaring van een miskraam of het verlies van een kind. Wanneer een zwangere meerdere miskramen heeft gehad, wordt bij wijze van ritueel een kras op de huid gezet voor de pasgeborene weer in de aarde begraven wordt. Zo kan er bij de geboorte van een nieuw kind worden gecontroleerd of er niet weer een met dezelfde entiteit is gebaard.
Àbikú is een fenomeen dat vele vormen kent in de poëzietraditie van de Yorùbá. Twee bekende zijn geschreven door Wole Soyinka [x] en John Pepper Clark [x]. Ook levende kinderen leren over àbikú. Er wordt hen verteld dat de entiteit soms de vorm aanneemt van bomen en dieren. Als je ’s nachts een baby denkt te horen huilen in de buurt van een oude boom, een portaal naar de spirituele wereld, blijf dan weg. Zoals de baobab in het gedicht van Pepper Clark.
In de versie van February gaat het echter niet om een kind dat achtervolgd wordt door deze entiteit, maar om een jongvolwassene aan de rand van een afgrond. Dit wezen neemt de gedachten en het handelen over van deze persoon. De interpretatie van emotionele staten als entiteiten en geesten die een lichaam overnemen, in plaats van een toestand van het brein, is eigen aan de Yorùbá spiritualiteit. Een mythologiseren dat mogelijk afleidt van de sociale condities waardoor jonge mensen over de rand worden geduwd. Maar wel zonder henzelf in een schuldige positie te plaatsen. De regel ‘opdat het kind niet in zichzelf vouwt’ suggereert een geheim dat het kind vanaf de geboorte met zich meedraagt en wegstopt. Het gegeven van verbergen en verstoppen is een terugkerend thema in de gedichten van February. Rammelende kastdeuren, het bevragen van het zelf, het terugkerend beeld van origami; de betekenis hiervan laat zich ontvouwen door de lezer zelf. Voor de queer lezers, op de vlucht of in een benauwende omgeving, kan het maar al te bekend overkomen.
Binnen de spiritualiteit van Yorùbá leven entiteiten en wezens uit andere realiteiten met ons zichtbare levenden mee, en hebben ze een actieve plek in de wereld. Een van de bekendste spirituele verschijningsvormen is de òrishà Òshun: Godin van de rivieren, baarmoeder van de zee en schenker van fertiliteit. February eindigt hun dichtbundel In the Nude met een gedicht getiteld Òshun, waar de ik zèlf de godin wordt, door verdriet om verlies overspoeld, en wat vervolgens wordt weggewassen.
Vertaling: Flora Valetska Woudstra en Pelumi Adejumo