Charl-Pierre Naudé leest zijn gedicht ‘Eergister en môre, met visse’.
Eergister en môre, met visse
Tyd
is die naam wat ons gee
aan die een wat in nat
beton getrap het,
lank gelede, en ons só nimmer verlaat
in die hede.
Om te begryp
is moeilik;
omhelsing nog swaarder.
Die wind fluit deur die peule,
soos die geheue
deur pieksels.
Dit roep herrysenis
soos ’n beeld by die naam,
’n hele dorpie bestaan
in ’n akwarel
– die treknet word gelig –
van diep uit die water.
Daar word ’n CD-opname
gegrif
op die bodem van ’n meer;
die konsentriese kringe
van maalkolke
sing
in my vingerafdruk.
Eergisteren en morgen, met vissen
Vertaling Alfred Schaffer
Tijd
is de naam die we geven
aan degene die in nat
cement trapte,
lang geleden, en ons zodoende nooit verlaat
in het heden.
Begrijpen
is moeilijk;
omhelzen nog zwaarder.
De wind fluit door de peulen
zoals het geheugen
door pixels.
Het noemt herrijzenis
bij zijn naam als een beeld,
een compleet dorpje bestaat
in een aquarel
– het sleepnet wordt gelicht –
vanuit de diepte van het water.
Er wordt een cd-opname
gegraveerd
op de bodem van een meer;
de concentrische kringen
van maalkolken
zingen
in mijn vingerafdruk.
In het nieuwste nummer van Terras, #08 Door de nacht, staan vertalingen van nog drie gedichten en het prozadebuut van Naudé, gemaakt door Alfred Schaffer en Robert Dorsman: https://tijdschriftterras.nl/boeken/terras-08-door-de-nacht/