thema:

Beperkt ontmaskerend. Het verschijnsel ‘typetje’ ontleed

Imitaties van politici en andere BN’ers zijn inmiddels zo vaak op de Nederlandse televisie te zien dat bijna van een rage gesproken mag worden. Het begon ooit met het programma Kopspijkers, dat in het najaar van 2001 besloot om haar vaste rubriek van satirisch commentaar op het nieuws van de week niet langer te laten verzorgen door cabaretiers die ‘als zichzelf’ aan tafel zaten, maar door typetjes die geënt waren op bekende figuren uit de actualiteit. Het programma maakte furore met deze typetjes en haalde torenhoge kijkcijfers. Vooral de imitaties van Paul Groot (Pim Fortuyn, Willibrord Frequin) en Owen Schumacher (Jan Peter Balkenende, Frank de Grave) vielen erg in de smaak. Groot en Schumacher begonnen in 2004 voor zichzelf met Koefnoen, een programma waarin imitaties van personen uit het nieuws de hoofdmoot vormen. In hun slipstream volgden programma’s als Draadstaal, diens opvolger Neonletters, Toren C en niet te vergeten De TV-kantine.

Natuurlijk kende Nederland het fenomeen typetje al veel langer. De ‘grand old men’ van de Nederlandse televisiesatire, Kees van Kooten en Wim de Bie, vulden ruim 25 jaar lang hun televisieprogramma’s met typetjes. Een belangrijk verschil was wel dat zij in de regel geen BN’ers imiteerden, een enkele uitzondering zoals Ed van Thijn daargelaten. In plaats daarvan zetten Koot en Bie archetypen neer: mensen die wij allemaal zouden kunnen kennen, maar die op niemand in het bijzonder gebaseerd waren, zoals de Duitse leraar, de Vieze Man en de vrije Haagse jongens Jacobse en Van Es. Misschien wel juist daarom zijn de meeste van hun sketches na enkele decennia nog altijd niet gedateerd geraakt, terwijl dat bijvoorbeeld voor het Kopspijkers-cabaret van begin jaren 2000 al wel enigszins geldt.

Hoe ‘werkt’ dit succesvolle verschijnsel van het typetje, dat het al zolang op de Nederlandse beeldbuis volhoudt? De basis wordt gevormd door de beproefde humoristische technieken van herkenning en overdrijving. Je neemt een paar karaktertrekken van een bekende persoon of een bekend menstype, vergroot deze uit tot een karikatuur en voilà: het typetje is een feit. Als het daarbij blijft, krijg je zoiets als De TV-kantine van Carlo Boszhardt en Irene Moors: goedkope humor met weinig diepgang. Programma’s als Kopspijkers en Koefnoen voegen een extra laag toe. Hun typetjes zijn niet simpelweg lachwekkende karikaturen, ze leveren tevens commentaar op de politieke en maatschappelijke actualiteit. Dat commentaar verraadt vaak veel over de verborgen agenda die de persoon die geïmiteerd wordt in de ogen van de imitatoren heeft. Een concreet voorbeeld kan dit illustreren.

In november 2011 parodieerde Koefnoen de populaire RTL 4-spelshow Ik hou van Holland. Presentatrice Linda de Mol (Plien van Bennekom) ontving als spelkandidaten een team CDA’ers, waaronder Maxim Verhagen, toen vicepremier (Owen Schumacher) en Henk Bleker, toen minister van landbouw (Paul Groot). Tijdens de spelshow moet het CDA-team allerlei opdrachten uitvoeren, waaronder het afmaken van bekende Nederlandstalige liedjes. De band start in met de tekst ‘Ik heb een tante in Marokko en die …’. Henk Bleker drukt onmiddellijk op de knop en vult aan: ‘komt er niet in!’ Even later volgt het lied ‘Zwart-wit’ van Frank Boeien, waarvan de regels klinken: ‘Denk niet wit, denk niet zwart, denk niet zwart-wit, maar alleen in…’. Nu is Maxim Verhagen er als eerste bij en roept enthousiast: ‘Hokjes!’

Het bovenstaande voorbeeld demonstreert mooi de werking van het fenomeen typetje in een programma als Koefnoen. Maxim Verhagen en Henk Bleker worden niet alleen gekarikaturiseerd, ze krijgen bovendien opvattingen in de mond gelegd die ze in werkelijkheid nooit hardop zouden uiten, maar die ze, zo is althans de suggestie, stiekem wel aanhangen. Het effect is dat de politiek geïnformeerde kijker het gevoel krijgt dat de geïmiteerde politicus hier op een speelse wijze ontmaskerd wordt. Zie je wel, Maxim Verhagen is onbetrouwbaar! Hij zegt a, maar denkt b. Dat laat Koefnoen toch maar mooi zien.

Maar is hier werkelijk sprake van een ontmaskering? Hoezo weten Paul Groot en Owen Schumacher wat Maxim Verhagen werkelijk denkt? Dat weten ze natuurlijk niet, en de zogezegd heimelijke opvattingen waar het hier om gaat zijn in feite vooral de opvattingen die in de publieke opinie aan Verhagen toegeschreven worden. In die publieke opinie had Verhagen tegen het najaar van 2011 al geruime tijd de reputatie een onbetrouwbare rat te zijn. Het publiek krijgt in Koefnoen dus eigenlijk een schijnontmaskering te zien. Verhagens ‘ware aard’ is vooral de aard die hij in de ogen van de publieke opinie toch al had.

De meeste typetjes van tegenwoordig functioneren op de hierboven beschreven, ‘schijnontmaskerende’ wijze. Dat het ook anders kan, bewijst een bekende sketch van Van Kooten en De Bie.

In deze sketch, bekend onder de titel ‘De groenteman en de Turk’, staan twee personages centraal: Henk Blok, een Hollandse, met een volks accent pratende ‘groentenier’ (De Bie) en de in Nederland woonachtige Turkse migrant Mehmet Pamuk (Van Kooten). Als imitatie van het type van de Turkse migrant voldoet Pamuk op het eerste oog aan een aantal eigenschappen die in de publieke beeldvorming als kenmerkend worden geacht voor dit type. Hij draagt een snor en een rode muts en zijn Nederlands is niet vloeiend. In zijn conversatie met Henk Blok blijkt Pamuk uiteindelijk de Nederlandse taal echter veel beter te beheersen dan de groenteboer, die zich louter in een kinderlijke telegramstijl uitdrukt tegenover Pamuk. Daarmee ontregelt het typetje van Pamuk de verwachtingen van het publiek en ontmaskert het zo de vooroordelen van dat publiek. De kijker denkt ‘allochtoon = gebrekkige taalbeheersing’. Van Kootens typetje haalt dat stereotype beeld onderuit.

Maar uiteindelijk is ook deze ontmaskering relatief. Zodra de kijker doorheeft dat het typetje Mehmet Pamuk ingaat tegen de stereotype beeldvorming rondom allochtonen, wat een voorwaarde is om de grap van deze scène überhaupt te snappen, verdwijnt ook meteen het ontregelende potentieel van deze imitatie. De sketch geeft dan eerder aanleiding tot zelfgenoegzaamheid: ik, intellectuele VPRO-kijker, prik door het clichébeeld van de allochtoon heen, want ik doorzie hoe meesterlijk Koot en Bie dat stereotiep onderuit halen. Die domme PVV-stemmers daarentegen…

Zo blijft het typetje altijd maar beperkt ontmaskerend. Ofwel wordt er een imago ‘ontmaskerd’ dat de geïmiteerde persoon in de publieke beeldvorming toch al had, ofwel wordt een vooroordeel van het publiek over een bepaald menstype ontmaskerd waarvan dat publiek zich toch al het liefste distantieerde (van dat vooroordeel dus). Wat dat aangaat blijft de uitdrukking ‘jezelf verschuilen achter een typetje’ treffend: het gemiddelde typetje verhult meer dan het onthult.

Over de auteur: