thema:

Bagatellen

Vertaling:

Jarretels

Ze moet zich haasten, de bruiloft is vast al begonnen. Ze móet er zijn wanneer de bruidswals begint. Stilletjes loopt ze met wat aangeschoten gasten mee die buiten staan te roken.

Mensen staan in een cirkel, wachten tot de bruidswals begint. Muziek, dan geklap. Ze heeft nog nooit zoiets moois gezien. De gasten lopen klappend naar het midden, vormen een kring rondom het bruidspaar, dat alleen oog voor elkaar heeft. Liefdevolle blikken. Ze klimt op de achterste tafel, draagt de witte bruidsschoenen met de hoge hakken.

Alles is zo stijlvol – de tafel, zaal, belichting, muziek, de huwelijksgasten, borden, de restjes wijn – een schitterende filmset waar iedereen zijn rol vlekkeloos speelt, óók zij, al is het de kleinste bijrol in het leven van de toeschouwers.

Ze heeft kleren aangetrokken die ze snel uit kan trekken: hier een knoop, daar een strik, zodat haar zijden jurk elegant van haar schouders valt.

Niemand heeft haar nog in de gaten. Ze klapt, trapt het ritme mee. De bruidegom is de eerste die haar ziet. Hun ogen ontmoeten elkaar. Verbazing, zelfs wat vreugde. Hij mist de tel, gaat op de tenen van zijn bruid staan. Die fronst haar wenkbrauwen. Ergernis temidden van alle schoonheid.

Boven op de tafel laat ze haar jurk zakken. De bruidegom houdt zijn vrouw vast, zodat ze zich niet om kan draaien. De gasten waarschuwen haar nu ook, grinniken, fluiten boos.

Langzaam maakt ze haar witte kousen los uit de witte jarretels. Een paar mannen komen dreigend haar kant op, proberen haar te grijpen, de pruik van haar hoofd te rukken. Ze stribbelt tegen. Uiteindelijk geven ze op, laten haar daar staan. Wijdbeens en zonder kleren, zodat iedereen haar soepele, jonge lichaam kan zien; de kleine borsten en de naakte mannelijkheid tussen haar benen, alles waar haar minnaar ooit zo van hield.

 

 

 

Zweetdruppels

Ze komen zo terug met de spuit. Ze ligt op een bank middenin de koude ruimte. De bank is smal.

Misschien is het maar verbeelding? Dat ze hier ligt en ieder half uur een injectie krijgt tegen de pijn in haar baarmoedermond, die geen centimeter wijder open wil. Straks wordt ze wakker en is alles weer als vroeger, geen buik met kind die ze moet verbergen. Dan huilen haar ouders niet meer, omdat ze al negen maanden een kind in haar buik verbergt, hun leven kapotmaakt. Straks gaat de wekker en gaat ze naar school, zoals altijd. Heel normaal voor een zeventienjarige.

Maar de waarheid is anders. De pijn houdt haar hier, op de steriele afdeling. Natuurlijk ligt ze op die harde bank, natuurlijk werken de injecties naar behoren.

Ze zeggen dat het lang gaat duren, langer dan een nacht. Dat is de prijs voor negen maanden je spieren aanspannen, dag en nacht, om de waarheid te verbergen. Eigen kracht is de sterkste kracht ze hoort het haar moeder nog zeggen.

Ze weet niet hoe met de pijn om moet gaan. Ze is even onvoorbereid als de wereld onwetend was over het kind in haar buik. Het liefst zou ze hard weg rennen, helemaal verdwijnen. Zo hard rennen dat tijd geen betekenis meer heeft.

De pijn komt in golven. Krachtig en zonder mededogen stoot hij door haar lichaam, dat op barsten staat. Zweetdruppels verzamelen de ongekende kracht van een jonge moeder, baden haar in het zweet. Ooit overleeft ze deze pijn, ook al weet ze niet hoe.

De verloskundige komt de kamer binnen. De pijn ebt langzaam weg. Ze kijkt haar aan, haar ogen treurig, rommelt in wat papieren. Ze schraapt haar keel.

Wil je het kind afstaan? Ze wijst op het papier, haar vinger trilt een beetje. Dan hier tekenen.

 

Over de auteur:

Katrin Ottarsdóttir (1957) is is een Faeröers schrijver, dramaturg en filmregisseuse. Haar literaire debuut kwam in 2012, met de veelgeprezen dichtbundel Eru koparrør í himmiríki? (‘Zijn er koperen buizen in de hemel?’). Twee verhalenbundels, een tweede poëziebundel en een roman zouden volgen. Ottarsdóttirs stijl is ruw, ongepolijst. Dat geldt zeker voor de verhalen in haar tweede prozabundel, 43 bagatellir (‘43 bagatellen’, 2018). Alle verhalen in deze bundel tellen exact 301 woorden (300 plus één). Ottarsdóttir schrijft in het Faeröers, met zijn 60.000 sprekers een van de kleinste talen van Europa. Dit is de eerste vertaling van Faeröers kortproza in het Nederlands.

Over de vertaler:

Roald van Elswijk (1974) is literair vertaler, onderzoeker en essayist. Hij studeerde Scandinavistiek en Oudgermaans in Groningen. Sinds 2005 vertaalt hij uit de Scandinavische talen en het Duits. In 2007 publiceerde hij de eerste Nederlandse bloemlezing uit de IJslandse poëzie, later een bundel met Faeröerse dichters, Windvlinders. Poëzie van de Faeröer.