Ik leerde Raúl Zurita kennen in Guatemala in 2009. Verstopt tussen flinterdunne dichtbundels van obscure Guatemalteekse en Salvadoraanse woordkunstenaars, stond daar een dik zwart boek met een donderwolk op de voorkant en van binnen blauwe hemels waarin witte wolken woorden vormden. Een paar maanden later las ik die woorden tussen velden en stranden, honderden kilometers verderop, stranden die waarschijnlijk in de verste verte niet leken op de stranden die Zurita beschrijft, al was het alleen maar omdat Denemarken niet zo’n woelige geschiedenis kent als Chili, met een dictator die duizenden mensen liet martelen en ombrengen, lijken in zee liet verdwijnen, dichters samen met ander socialistisch gespuis opsloot in kerkers of in het veel te krappe ruim van een boot, zoals met Zurita gebeurde. Op die stranden spoelden geen lichamen aan van mensen die jaren eerder waren vermoord. En toch gloort er hoop in de gewonde Chileense landschappen die Zurita beschrijft, waar eenieder medeplichtig is en niemand rechtvaardig, want uiteindelijk is er de hemel, het water dat opnieuw de kusten omspoelt, het groen dat langzaam de heuvels weer opkruipt.
Ook mijn vertaling van deze gedichten had aanvankelijk veel weg van een slagveld. Zurita’s soms raadselachtige formuleringen maakten plaats voor keurig opgebouwde zinnen waartussen voegwoorden duidelijke verbanden legden. Dat was het moment waarop Mariolein Sabarte ingreep, op mijn verzoek, want zij was mijn mentor bij het vertalen van deze gedichten. Zij voorzag het zorgvuldig geordende Nederlands van suggesties in een toepasselijk bloedrood en zette strepen waar het onbegrijpelijk werd. Langzaam begonnen de door mij aangelegde, lijnrechte paadjes te kronkelen waar dat moest, werden kustlijnen grillig, begon de zee te kolken en te bruisen. En als een weggetje per ongeluk dood bleek te lopen in het Nederlands, lukte het me dankzij haar suggesties om nieuwe doorgangen te creëren. Stukje bij beetje werd de gestalte van Chili zichtbaar achter de Nederlandse woorden.
Elk begin van een vertaling roept – bij mij tenminste – vertwijfeling op, want Spaans is geen Nederlands, en omdat je in een taal die niet je moedertaal is altijd in zekere mate een vreemde blijft, blijf je algauw de geschetste beelden van buiten bekijken, met een verwondering die kunstmatig overkomt als je die rechtstreeks in het Nederlands overzet. Want niet elk woord is bijzonder, en de meeste zinnen zijn helemaal niet ingewikkeld.
Het moment waarop ik de eerste letters intik, de eerste woorden zwart op het witte scherm van mijn computer verschijnen, dát is het moment waarop harmonie wanklank wordt, de beelden hebben zich van de woorden losgemaakt, zinsneden verliezen hun houvast en bungelen verloren door elkaar heen. De tekst ligt braak, er is alleen nog rulle grond met hier en daar een kuil, de sporen van een schep of een strijd zijn duidelijk zichtbaar. Tussen de hoopjes aarde is af en toe een flard van de oorspronkelijke woorden te herkennen, naast minstens net zo fragmentarische zinsdelen die enigszins Nederlands aandoen.
Hoe het van dat moment van vertwijfeling tot een voltooide vertaling komt? Was er maar een boot, een verrekijker, land in zicht! Niets daarvan. Toen ik onlangs Zurita’s gedichten nog eens las, met het vertaalproces, of liever gezegd, het proces dat ik doormaakte bij het vertalen van deze gedichten, in mijn hoofd, kwam het me voor alsof hij het misschien helemaal niet over Chili, maar over vertalen had.
We waren gebleven bij het slagveld, bij de flarden, de gehavende overblijfselen van menselijke lichamen of bomen of heuvels of stranden; het landschap is gewond, misschien zelfs vernietigd. En dan begint het ploegen en omscheppen en nog eens omscheppen. Langzaam maar zeker wordt de grond onder mijn voeten steviger en neemt het landschap vaste vormen aan, kleuren de heuvels groen en de zeeën blauw. Er is nieuw land ontstaan.
Voor mij is er bij het maken van elke vertaling een vergelijkbaar moment, telkens weer komt er, hoe onwaarschijnlijk het in het begin ook lijkt, nieuw land in zicht, altijd is daar het moment waarop het slagveld plaatsmaakt voor een landschap dat lijkt op dat van de oorspronkelijke tekst, met nu Nederlandser kleuren of welvingen.
Maar een vertaling is nooit helemaal nieuw, er bestaat altijd een verband met die tekst in de andere taal. Het is een nieuw land waar het oude altijd doorheen blijft schijnen. En niet alleen de oorspronkelijke tekst blijft zichtbaar – of misschien moet ik hoorbaar zeggen – in een vertaalde tekst klinken, als je goed luistert, ook mogelijke andere vertalingen mee. Want er is nooit één manier om een bepaald woord te vertalen, een zin kan vaak ook een andere volgorde krijgen of net een andere nuance, komma’s kunnen worden verplaatst: de mogelijkheden zijn eindeloos.
Je kunt niet bij elk woord de schrijver aan zijn mouw trekken om te vragen wat hij precies bedoelde (en je kunt je ook afvragen of dat de bedoeling is, want een tekst is toch ook wat jij er in leest, en voor iemand anders zal er misschien net iets anders staan) en je kunt moeilijk alle mogelijke vertalingen achter elkaar in de tekst zetten, met schuine strepen ertussen, zoals ik in eerste versies vaak doe. Toch blijf je, zeker als je zelf een tekst vertaald hebt, maar inmiddels gebeurt het me ook regelmatig bij het lezen van andermans vertalingen, telkens denken: had het ook anders gekund? In vertalingen klinken misschien meer nog dan in andere teksten mogelijkheden door. Of is dat alleen zo in het hoofd van een vertaler?
Een oorspronkelijke tekst is door de schrijver zo opgeschreven, heeft daardoor een zekere status verworven. De status van een vertaler, en daarmee die van een vertaling, is anders: die is slechts een tussenpersoon en wordt liefst zo min mogelijk gehoord, want de lezer heeft graag de illusie direct in contact te staan met de auteur zelf. Maar vooral: de tekst is er al, een vertaling is er een afgeleide van of, zo je wil, een commentaar op die tekst. En dat biedt perspectief: er zijn altijd andere mogelijkheden, misschien zelfs betere. Tijdens het maken van een vertaling ben je dáár steeds mee bezig: het verder kijken, voorbij de horizon van wat al op papier of scherm staat. Maar dan doemt plots de deadline op, die er een stokje voor steekt, die de weg naar een nog betere of misschien dit keer dan toch de best mogelijke vertaling blokkeert, de deadline die grootse dromen met de grond gelijk maakt.
De deadline die tegelijkertijd mijn redding is, misschien wel die van elke vertaler, en waardoor een vertaling altijd een mogelijkheid in zich blijft dragen. Wat er dan precies mogelijk is, is niet duidelijk: kan het echt altijd beter? Of bestaat er een vertaling die alle andere vertalingen overbodig maakt? De Vertaling, met een hoofdletter? Ik denk van niet. Maar dromen kan altijd…