Voorpublicatie: ‘De singulariteit’, deel 2

Vertaling:

Uit De singulariteit, het tweede deel van het gelijknamige boek
(verschijnt oktober 2022 bij Uitgeverij Kievenaar)

Naar de inleiding
Naar het eerste fragment

Dit proza is gemonteerd met // en niet met gangbare leestekens als komma’s en punten. Na elke / wisselt het perspectief van tijd en plaats maar niet van persoon. Hier gaat het steeds heen en weer tussen het moment dat een vrouw op een onderzoeksbank in een ziekenhuis ligt en het moment dat zij maanden eerder aan de kust met de corniche staat.

 

*

 

Avond, een verlosafdeling

 

De winter is nog pril, je ligt op een onderzoeksbank / het is nazomer, je staat met je voeten in de zee – zie je het zich voltrekken?

In de wachtkamer zit vanaf nu altijd een oma met een tas in haar armen en onderuitgezakt in de stoel ernaast een kind / in de lucht een nieuwe koelte maar het water nog even lauw als eerst en de corniche nog net zo verlicht en versierd / de verpleegkundige veegt met haar hand over je buik, kloddert hem vol / je hebt een zwarte jurk aan die steeds strakker trekt als je gaat zitten als je loopt / kijkt dan verontschuldigend naar je / op het hoofd een zonnehoed die het gezicht omlijst en elke keer naar voren valt als je naar je buik kijkt en het kind voelt schoppen, opgetogen van het zonlicht en de warmte / soms is het moeilijk om de hartslag van de moeder te onderscheiden van die van het kind zegt ze en trekt er een kar bij / de passagiersvliegtuigen donderend laag over de bruisende stad en de bergen een schaduw ernaast / het echoapparaat werkt beter zegt de verpleegkundige en zet het scherm aan / de palmen wuivend en aan de andere kant staat de sapverkoper waar je elke dag stopt en een praatje mee maakt / het licht gedempt bijna donker en al snel krijg je het koud / het enige openbare strand waar alleen jij en een paar straathonden rond deze tijd het water in gaan / de verpleegkundige blijft zoeken, zachter deze keer / en boven loopt de corniche als een muur / ten slotte vraag je of er iets mis is / het gebeurde ’s nachts op de corniche / ik ga de arts even halen zegt ze, ik ben zo weer terug en loopt dan de deur uit de verlichte gang op / als je de vrouw in het oog krijgt is ze de klippen al op geklauterd, staat ze naar voren te leunen / de eerste arts neemt de tijd om je te begroeten, noemt haar voor- en achternaam / de vrouw zoekt met haar blik de corniche af / de tweede arts zegt in het begin niets / ze kijkt eerst de ene en dan de andere kant op / we kunnen helaas geen hartactiviteit ontdekken zegt ze dan / de koelte anders vanavond maar het donker hetzelfde als eerder – je voelt het terwijl je naar de vrouw op de corniche kijkt / later herinner je je dat je naar je hoofd grijpt – dat dit het eerste is wat je doet / ziet zij jou waar je staat, nog zo’n toerist bij de reling? / daarna valt het je op dat de bank amper groot genoeg voor je is, waarom is dat? / nee, ze ziet jou vast niet, verblind door de lichten van de corniche / je jas hangt nog steeds aan het haakje en is dezelfde / de vrouw houdt zich vast aan de reling, maar wat is ze van plan? / dat je die jas koos vanavond – dat je die rode duffel verkoos boven de zwarte die je anders altijd aan hebt / als zij zich naar beneden stort schreeuw jij misschien nee over de corniche / waarom deed je dat? / je schreeuwt nee of je schreeuwt het niet over de corniche / in de kamer alleen de artsen en het weggedraaide scherm om je blik op te vestigen / de schreeuw is hard, hij komt overal vandaan, maar heb jij nu geschreeuwd? / de ene arts trekt er een stoel bij, begint te vertellen over het opwekken, over wat er te wachten staat / je weet het niet, je kunt het je niet herinneren, kan het niemand vragen / de arts vertelt het omstandig, kijkt ondertussen amper naar je / werd er iets gezegd in de schreeuw of werd er alleen maar voluit geschreeuwd, weet je dat nog? / je gaat overeind zitten op de bank, houdt een hand voor je mond, kijkt om je heen / het was misschien wel of misschien ook niet jouw nee over de corniche / achter de deur piept een machine steeds harder en nu kijkt de arts eindelijk naar je / misschien wel of misschien niet jouw stem over de klippen, de reling en het autogedruis langs die corniche / dan zeg je ik kan het niet en probeert weg te komen / een stilte wanneer het lichaam van de vrouw tussen de klippen de zee in verdwijnt / dit gaat niet zeg je en haalt je tas en je jas van het haakje / en dan hoe de corniche gewoon weer overgaat tot corniche zijn.

Nee zeg je zo hard je kunt.
De artsen begrijpen het niet.
Nee, ik ben niet van plan om mijn kindje te baren zeg je zo duidelijk als je kunt en maakt dan aanstalten de kamer uit te gaan.

Over de auteur:

Balsam Karam (1983) is een Koerdische auteur met Iraanse en Irakese wortels die op haar zevende met haar ouders in Zweden belandde en in het Zweeds schrijft. Ze debuteerde in 2018 met de door critici veelgeprezen roman Händelsehorisonten (‘De waarnemingshorizon’). In 2020 werd Karams eerste toneelstuk in Stockholm opgevoerd onder de titel Förlustens rumtid (‘De ruimtetijd van het verlies’). In haar titels gebruikt ze termen uit de wereld van de astronomie en fysica. In haar werk krijgen die een menselijke pendant. De singulariteit is haar tweede boek en de eerste vertaling in het Nederlands. Ze wordt ook vertaald in het Noors, Engels en Spaans.

Over de vertaler:

Hans Kloos (1960) is dichter en vertaler. Recente vertalingen o.a.: Tussentijd (2017) van David Jones, Hier maak ik mijn stad (2019), de poëzieroman van Robin Robertson, die genomineerd was voor de Filter Vertaalprijs – lees fragment – , Ik ben een eiland (2021) van Tamsin Calidas, Van geen betekenis (2022) van James Clammer. Recent eigen werk: De interviews (poëzie, 2013). Doorlopend project: Harkheimers boeket, afatische klassiekers; zie ook hanskloos.nl.