thema:

Zeven gedichten

Vertaling:

Het gat van Urd

 

De sopranen van Dovre janken in de berg. Op een afstand hoor je de autoweg zingen. Schrik riekt naar vos op deze plek.

De machines breken in Dovre. In oorden waar schaduwen broeden. Uit de Dovrekloof krioelen en glinsteren diepgroene metallische hagedissen.

Waar duistere machten huizen. Waar spokerij gering en trollen trekt. Waar Våtvatn oliezwart tussen de vliezen van het Gaudommoeras rust.

Waar het grondwater in de spleet stijgt. Waar het houten kasteel zo eenzaam glanst aan de rand van borrelende schachten. De  machines kauwen op de berg bij de leisteen molen van Dovre.

Het zwarte gat hier trekt tijd naar zich toe. Wij hebben levend aan de rand gestaan en voelden  hoe de ionen los gezogen  werden, hoe het magnetisme cellen uit hun omhulsel rukte.

De machines sissen in de grot. Fladderende klanken trekken door de nevels van Nidaros. De verlaten dagbouw met zijn reservoirs en meren. Hier loopt een duidelijke ondergrondse grens.

De machines knagen in de mijn. Waar de man repen uit zijn zwakke spierhart scheurt. Waar het Es in klamme lompen aangekropen komt, ondergekotst en bloedschuimend, met zijn tong smakkend.

Waar enorme basaltstromen in slome reuzenvallen in de diepte storten langs de bergwand bij Daudebotn.

 

 

In de leisteen molen van Dovre

 

Ik manoeuvreer mijn lichaam over diepe vallen, over ondergelopen gaten en

open waterputten, over de natte pels van een dier met angst  in zijn opgejaagde rug.

Scherpe takken striemen en slaan bloednaalden tegen mijn vingerhuid mijn

gezicht van blauw glazuur tegen naakte netelvezels. Aan de overkant

van de smelterij aan de rand van het troebele meer daar zie ik Zachris

te dicht bij de schacht komen. Ik loop dichter naar het hoofd toe

ondanks kettingen klepelen mat metaal tegen de jachtige radula. Hier

loopt een duidelijke ondergrondse grens een fistelgang naar Mare

Imbrium. Ik stoot de bursa  tegen de machines die daar in de

wonde bonzen. Welk onheil kan je overkomen welk onheil kan je overkomen

hier bij de zware wateren. In de smidse de gekwelde velgen van het Daudekoor schreeuwend

tegen scherpe spiesen. Chitinestaven, porfier, koude koolkristallen. Mijn

stijve handen tot een kom gevouwen, mijn stijve handen tot  een kom gevouwen rond

het oppervlak van je zwarte cranium.

 

 

 

IN REACTOR

 

De steenrots draait zijn massa tot die in de juiste inkeping komt. Continentale platen kantelen

en splijten. Kom Leatherface mijn geliefde, glijd in het gezicht van het beestiger verlangende geheim. Voel het oppervlaktecontact dat kokend hard trilt onder de broze korrelgrenshuid.

Kom, Golem suddert onder het lichaam van onze handen, kruipdieren. Bij de leder‐vervelling van blootgelegde hominiden. Glijd in het massieve tunnelmateriaal van de kus.

 

Onder het schild kruipt, onder het schild kruipt woedende, orgiastische boulimie. Je in het

vlees eten spugen geliefde en in het vlees gegeten spugen geliefde bij een onbarmhartige

terugkeer van bloedbonkende vleselijke onmacht.

 

Luisteren, weten, kalibreren: storingen uit de nobusferen van de kosmische ruimte.

 

Het is de dood niet het is de rand laat het vizier neer we willen de donkere materie

losrukken uit elkaars uiterlijke halo scheur stukken sluit de ogen loop richting gletsjer Ivo klimt verwijdert mij en ik verdwijn onder het watervlak scholen zingende vissen tussen de pilaren ik creëer een onderzeeër voel het vleselijke schenden maar zend geen geluidssignalen ik bedwing de platen van de duikbootwand de watermassa‘s.

 

Ik bedwing de platen van de duikbootwand.

Ivo klimt de heroïne zingt.

Voor het geheim in zijn scheefheidsteilte van het Niets.

 

 

 

 

 

Warmbloed: De Volksziel danst in de mist, kleuren zwieren rond

op de muren van de liefdestunnel. Het parasitaire ja

knabbelt van binnenuit, draai de hoeven voor en achter, aait een

vijfde hart, vijfwieler, houtpaard!

 

Kom hier, lachende trojaan. Als de dodelijke angst

binnencrasht , wees een hangbrug over het niets. Kom,

draaibrug over de leegte, het heelal achter zich. Ademend paard,

dampend beest, toernooitortuur in snelle ren en schuimbekkende

galop als gek, de honden ernaast , ze slingeren hun

wildbotten op de stijve velden.

 

Een levenslang leven. Een levenslange levensvreugde

in tweedracht.

 

Onmogelijk de geil eisende degen te ontwijken.

 

De diepzuigkracht van de eterne levenskus.

 

 

 

 

 

 

 

Lipstick

en mijn lichaamsdelen

verduisterd in de  inspirerende

Incredible Deniability

 

U hebt geen idee

wat een mooie borsten ik heb

Hoe bleke handen

creatief door de netten krimpen

 

Het vrije net en het donkere

oneindig  eenzaam

in mijn algoritmische sequentie

een mis geconfigureerde

open proxy server

 

wanneer  de zwarte doos

zachtjes  de zeebodem

nadert

voor de kust van China

 

 

 

 

 

Dichter met kater zit op een bal in een stal en zingt

subversieve reggae hits voor een dik wild paard dat

niks snapt en 150 kg moet afvallen. Ze heet Taiga, uit

een Russisch woud, en zoiets moet eigenlijk

liefde heten.

 

 

 

 

 

Wie beslist over de vrouwen-valstrik,

is zij het of hij die gevangen wordt ,

wie klapt hem dicht?

 

Tralies herslepen

tot een getande vulva,

 

Wie is wie?

Over de auteur:

Aase Berg (1967) is een Zweeds dichter en publiceerde aanvankelijk poëzie (o.a. Mörk materia, 1999) met surrealistische trekjes. Inmiddels toont ze zich sterk geëngageerd en schrijft furieus en soms humoristisch in een sterk persoonlijke taal over respectievelijk moederschap, het kapitalistische neo-liberale Zweden en in Hackers (2015) over de alom heersende vrouwenhaat. De gedichten in dit nummer komen uit Mörk materia en Hackers. ‘In reactor’ werd oorspronkelijk vertaald voor Poetry International.

Over de vertaler:

Lisette Keustermans is oud-docent Scandinavistiek aan de UvA. Ze vertaalt Scandinavische poëzie.