thema:

De gereedschappen van een onbekende wereld

Wat heb je nodig in een wereld die je niet kent, die je niet begrijpt? Hoe herken je het juiste gereedschap voor een handeling die je nog nooit hebt verricht en waarvan je het doel niet weet?

Een tekening van een lopende band waarop zwart-witafbeeldingen staan. Drie boven, en, onzichtbaar maar waarschijnlijk, drie onder. Het lijken mythische voorstellingen, met monsters of vreemde dieren, en naakte mensen van wie er enkelen lijken te zweven. De lopende band ligt op de grond, zodat hij niet vrij kan draaien, maar zich als hij draait over de grond zal bewegen. Tenzij de grond zich onder hem door beweegt natuurlijk.
Aan het verste eind van de lopende band, bevestigd op een van de assen waarover de band loopt, zit een houten bouwseltje, een soort bak waarin men zou kunnen staan, afhankelijk van de grote van de lopende band, die uit de afbeelding niet is af te leiden. Er zit een rijtje blokjes op de bovenrand gespijkerd, dat de indruk van kantelen wekt. Er zit een stok door de bak, een soort hengel met een touw eraan. Aan het touw zit een voorwerp in regenboogkleuren, dat nergens toe te herleiden valt.
Bij het eind van de lopende band dat naar de toeschouwer is toegekeerd valt vóór de lopende band, waar die net over de grond is gegaan, eenzelfde afbeelding als op de lopende band erboven te zien, in spiegelbeeld. De twee afbeeldingen zijn met kleverige draden aan elkaar verbonden, alsof beeld en afbeelding, gemaakt uit hetzelfde plastische materiaal, uit elkaar getrokken moeten worden, vervolgens terugspringen en stollen in hun uiteindelijke vorm. Toch lijken de afbeeldingen niet in reliëf. Het valt niet vast te stellen of de band zijn afbeelding achterlaat op de vloer, of omgekeerd.
Is dit een gereedschap om afbeeldingen op de grond aan te brengen? Om afbeeldingen te kopiëren? Moet er een stof worden aangebracht over vloer of band om de verdubbeling mogelijk te maken?
Hoe duidelijk de afbeelding ook is getekend, we krijgen geen beeld van de werkelijkheid die ze afbeeldt.

Het is een illustratie uit de Codex Seraphinianus, een boek dat nog het best te beschrijven is als een encyclopedie van een onbekende wereld. Maar wel een wereld die zo veel aan de onze refereert, dat ze zonder de onze niet zou kunnen bestaan. Het is de vraag of dat de interpretatie eenvoudiger of ingewikkelder maakt.
Op het eerste gezicht oogt de Codex zeer betrouwbaar, degelijk zelfs. Ze is onderverdeeld in hoofdstukken met elk hun eigen helder afgebakende onderwerp. De hoofdstukken hebben een systematische inleiding. De talloze schitterend gekleurde tekeningen worden begeleid door uitgebreide tekst. Maar de tekst is niet te lezen. En hoewel de tekeningen helder en nuchter zijn getekend kloppen ze niet. Of zijn ze in elk geval niet te duiden.

Je zou verwachten dat zo’n vreemd, ongrijpbaar boek een stroom aan tegengestelde interpretaties zou opleveren. Maar wie op zoek gaat naar informatie over de Codex vindt slechts een grote eensgezindheid over een summier aantal feiten. Het boek is in 1981 gepubliceerd door Luigi Serafini, een Italiaans kunstenaar/architect/industrieel ontwerper, in een dure, exclusieve uitgave. Het boek is enkele malen herdrukt. Serafini heeft zich slechts bij hoge uitzondering over het boek uitgelaten, en biedt geen enkele uitleg. Aanvragen hiertoe worden steevast vriendelijk en welwillend begroet, waar de uitleg achterwege blijft. Een van de weinige zaken die hij wel heeft gezegd, namelijk dat het schrijven van de tekst vergelijkbaar was met écriture automatique, lijkt onzin. Hoewel het tot nu toe niemand is gelukt het schrift te ontcijferen en het waarschijnlijk niets betekent, is het in elk geval gedeeltelijk consequent. Benamingen van afdelingen uit het begin van de hoofdstukken komen terug, vaak met toegevoegde tekens aan het begin. De nummering van de bladzijden verloopt volgens een cijferreeks gebaseerd op het getal 21.
Ook in de prenten die als voorbeeld naar voren worden gebracht is grote eenduidigheid. Vrijwel altijd wordt de plaat aangehaald waarop een vrijend paar in tien stappen verandert in een krokodil die zich vervolgens van het bed laat glijden om ervandoor te gaan. De fraaie witte schimmel waarvan het achterlijf nog het meest op een klont gezwellen lijkt die het dier achter zich aantrekt op twee wieltjes is ook geliefd.
Je zou kunnen zeggen dat de Codex Seraphinianus een bijzonder onschuldig salontafelboek moet zijn als het zo weinig controverse, zo weinig verschillende invalshoeken oproept. Je zou ook kunnen zeggen dat wat de Codex bijzonder maakt niet ligt in wat je erover kunt schrijven of zeggen, maar in een directer beleving.

Een berg wit, een kleverige of in elk geval gesmolten massa. Daaronder, op de grond, vier regelmatig geplaatste wielen, met zwarte banden. De banden zijn ook gesmolten.
Om het wit heen vliegen insecten. Als het voertuig de grootte van bijvoorbeeld een auto heeft, zijn de insecten behoorlijk groot, anders is het voertuig klein en zou het niet direct een doel kunnen dienen. Veel van de insecten zitten vastgekleefd in de witte brei. Sommige proberen zich los te trekken.

Het vijfde hoofdstuk van de Codex Seraphinianus behandelt gereedschappen. Op de eerste bladzijde van de inleiding wordt een driedeling gesuggereerd, maar het hoofdstuk telt zes afdelingen, van eenvoudige gereedschappen tot geavanceerde voertuigen.
De eerste afdeling bevat gereedschappen met pluizige onderdelen in verschillende kleuren. Het lijken stoffers, een idee dat nog versterkt wordt doordat sommige rond kunnen draaien en zodoende automatisch zouden kunnen schoonmaken. Maar er zit ook een gereedschap bij waar de pluizige elementen, in dit geval groen, uit een ladder lijken te groeien, en waarop het idee van een stoffer niet direct van toepassing is.
Op de volgende bladzijden is een groot aantal gereedschappen samengebracht. Een lange stok, die onder het handvat door middel van twee rechte hoeken verspringt, zodat je hem rond kunt draaien, met twee rotankrullen aan elke kant, met een met draad bespannen vierkant boven een brede schop. Een andere, nog bredere schop, voorzien van drie parallelle handvatten. Twee houten stokken, elk met twee houwelen boven elkaar, scharnierend aan elkaar verbonden met een kruis, waar overheen diagonaal iets zit wat op een knots met geopend handvat lijkt.
Uit dit soort beschrijvingen laat ik allerlei details weg omdat ik er geen plaats voor weet in mijn beschrijving. Ik weet eenvoudig niet wat ze voorstellen. Andere gereedschappen laat ik helemaal weg. Waar zou mijn beschrijving moeten beginnen? Bij de gebogen, geperforeerde stukjes hout? Bij de metalen cilinder met zijn regelmatig gatenpatroon? Waarvoor zouden ze kunnen dienen?
In 1912 stuitte de Poolse boekhandelaar Wilfrid Voynich op een middeleeuws handschrift. Hijzelf dacht dat het stamde uit de twaalfde eeuw, maar inmiddels is via C14-metingen vastgesteld dat het vervaardigd moet zijn aan het begin van de 15de eeuw. Het manuscript heeft een bizarre, slechts gedeeltelijk te reconstrueren geschiedenis, met bezitters zoals keizer Rudolf II. Het boek is ingedeeld in hoofdstukken over bijvoorbeeld biologie en kosmologie. Maar niet een biologie of kosmologie die met de onze overeenkomt. Het eenvoudige, sierlijke schrift waarin dit manuscript, algemeen het Voynich-manuscript genoemd, is geschreven, is nooit eenduidig ontcijferd, hoewel verschillende theorieën over gedeeltelijke ontcijfering de ronde doen. Wat de oorsprong van het manuscript is, wie het heeft vervaardigd en welke bedoeling die ermee had is onbekend. Verder zijn er weinig aanwijzingen.
Codex Seraphinianus zou zonder het Voynich-manuscript waarschijnlijk nooit zijn gemaakt. Anders dan het manuscript heeft er bij het boek nooit enige twijfel over bestaan dat het geen nuttig boekwerk is. Serafini publiceerde het bovendien niet als mystificatie maar onder de verdubbeling van zijn eigen naam. Het Voynich-manuscript beschrijft een op het eerste gezicht zeer wel mogelijke wereld, die pas bij nadere bestudering niet de onze blijkt te zijn. De tekeningen in het manuscript zijn elegant en zakelijk en hebben weinig kleur. De Codex maakt meteen duidelijk dat de erin getekende wereld onmogelijk is. Het Voynichh-manuscript doet zich aan ons voor als een raadsel dat zou kunnen berusten op een kunstgreep, de Codex Seraphinianus is in eerste instantie een raadselachtig kunstboek.

Het oog gaat op zoek naar informatie, nog voor de kijker weet wat hij zoekt. Het oog, de hersenen, kiezen voorwerpen, situaties, zelfs bepaalde kleuren en vormen uit als interessant voor het overleven van het organisme, nog voor dat organisme weet wat het nodig heeft. De Codex Seraphinianus speelt voortdurend een spel met het oog, door een vertrouwenwekkende omgeving te scheppen, een ordelijk universum waarin het gewend is van alles van zijn gading aan te treffen. De reflex van het zoeken naar bruikbare informatie wordt voortdurend aangesproken en teleurgesteld. Dat lukt vooral zo goed omdat de manier waarop de informatie niet bruikbaar is elke keer anders is. De Codex heeft een enorm repertoire van verdraaiingen, die het onmogelijk maakt eenduidig te doorzien wat het boek dan wel doet, als het geen informatie biedt. Het ondermijnt ons beeld van de dagelijkse werkelijkheid van alle kanten tegelijk.
Het geeft te denken over de perverse instelling van de menselijke geest dat die dit spel als prettig of prikkelend kan ervaren. Het geeft ook aan dat we de werkelijkheden van boeken fundamenteel anders beleven dan onze eigen dagelijkse werkelijkheid. Zouden we in een werkelijkheid als die van de Codex terechtkomen dan zouden we binnen enkele dagen gek worden. Of door de onvoorspelbare werking van de machines en gereedschappen verongelukken.

De Codex verzet zich tegen beschrijving. Elke keer dat je denkt houvast gevonden te hebben en die houvast in woorden probeert om te zetten, blijkt die houvast niet verder te reiken van bepaalde details, waaraan je geen betekenis kunt hechten.
Voor een deel verwijzen de tekeningen naar onze dagelijkse werkelijkheid. Soms is het daarop een variatie, soms is het er een parodie; soms lijkt het op perverse verminking. Beschrijvingen van dit aspect komen al snel banaal over. Voor een deel zijn ze onherleidbaar. Dit deel bestaat zuiver in de tekening. Het is in geen ander medium te vertalen. Deze twee delen zijn onontwarbaar met elkaar verweven.
De verhouding van de twee wisselt sterk. In de hoofdstukken over planten en dieren valt veel te herkennen. Het hoofdstuk over elementaire deeltjes en scheikunde is vrijwel volledig abstract, de deeltjes zelf met hun bizarre vormpjes lijken meestal op niets en de scheikundige apparatuur heeft slechts vage referenties aan apparatuur zoals wij die kennen. Een van de vreemdste hoofdstukken is dat waarin de geschiedenis behandeld lijkt te worden. Dat de mensen bizarre kledij aan hebben, zich in een vreemde omgeving bevinden is niet zo belangrijk. In sommige gevallen houdt dat een interpretatie niet tegen: een veldslag, onderhandelingen tussen hoogwaardigheidsbekleders. Maar bij een groot deel van de andere tekeningen zijn de handelingen zo onherleidbaar dat je niet zou weten waar je zou moeten beginnen bij een beschrijving.

Het lijkt een eenpersoons vervoermiddel. Als het is dichtgeklapt lijkt het een doodskist op drie wieltjes, (één vóór, twee achter), zo valt op een klein tekeningetje opzij te zien. Het chassis, op een tekeningetje daaronder, bestaat uit een metalen profiel waarin uitsparingen zijn gemaakt om het menselijk lichaam steun te bieden.
Is de doodskist naar achteren opengeklapt zodat hij recht op het chassis staat, dan heeft het voertuig veel weg van een racewagen, hoewel de kist de aerodynamiek niet zal bevorderen. Er is een rode, grotendeels dichte carrosserie zichtbaar geworden, waar achterop een harmonicaboog in regenboogkleuren uit de kist schuift. Uit de boog komt weer iets anders, dat op de loop van een kanon lijkt. Even vóór de kanonsloop steekt een kaal hoofd uit een gat in de carrosserie, voorzien van een bril met voor één oog een kijker, met een koptelefoon en een antenne. Aan de zijkant van de carrosserie steekt uit een ander gat een arm die vastberaden aan een hendel trekt, waarmee de motor die aan de onderkant zichtbaar is kennelijk wordt bediend. Voor het hoofd ligt een ontbloot onderlijf, dat van de bestuurder (of bestuurster – het kale hoofd heeft een klein, rood mondje) zou kunnen zijn, ware het niet dat het omgekeerd ligt, met de billen omhoog. Die billen, hoe zakelijk ze ook getekend zijn, hebben een obscene kwetsbaarheid. Terwijl er over hen heen doelmatige beslissingen over snelheid en richting worden genomen liggen ze daar aan weer en wind en zelfs aan de blikken van hun bezitter blootgesteld. Tussen de benen komt een blauwe monitor omhoog, en de onderbenen lopen in plaats van in voeten uit in klemmen waarin twee koplampen steken.

De Codex probeert geen wereld op te bouwen. Er zijn tussen de hoofdstukken hoegenaamd geen kruisverbanden. De keurig gerubriceerde planten en dieren worden in het hoofdstuk over voedsel nergens bereid of opgediend. De verschillende menstypen en stammen spelen geen rol in het hoofdstuk over geschiedenis. Dat gebrek aan samenhang geeft het boek een enorme openheid. Kennis van het hele boek helpt je niet veel om de individuele platen te interpreteren, dus je kunt overal beginnen. Je zou ook kunnen zeggen dat dit gebrek aan samenhang het boek tergend oppervlakkig maakt, omdat het onmogelijk is er dieper in door te dringen dan een enkele plaat. Maar het is waarschijnlijk eerlijker te zeggen dat noch openheid, noch oppervlakkigheid betrekking hebben op het boek. Het ontglipt aan dergelijke begrippen.
Er is wel eenheid, maar die ontstaat eerder door de herhaling van bepaalde motieven. Eieren, heel of gebroken, gebakken of rauw, komen in allerlei verbanden terug. Ze kruipen een boom in en laten vervolgens op de grond vallen. Ze worden in een patroon over tegels verspreid. Regenbogen spelen ook een prominente, niet verder te duiden rol. Kledingstukken, gebouwen, voedingswaren, vlaggen dragen allemaal de kleuren van de regenboog, en regelmatig spant er een korte boog van het ene gebouw naar het andere. Het lijkt of de breking van het licht dieper in de wereld van de Codex heeft ingegrepen dan in de onze. Maar staat er een regenboog eens gewoon aan de hemel, dan verloopt die niet van rood naar violet maar van blauw naar geel. De meeste regenbogen zijn aangebracht of gemaakt.
Dergelijke motieven geven het boek een literair karakter. Maar anders dan in de meeste literatuur is het vrijwel onmogelijk om betekenis te hechten aan de motieven.

Het lichaam van de regenboogwagen bestaat uit een wolk. Uit het midden steekt een kegel van propellers op een as, groot (onder) naar klein (boven). De wagen heeft twee boogvormige zijpanden, geschilderd in de zeven kleuren van de regenboog. Achter aan deze panden zitten zeven straalpijpen, voor elke kleur één. Aan de voorkant loopt de boog rond af om iets wat op een wiel lijkt en achteraan zitten nog wat bolvormige uitstulpsels die als wielen dienst zouden kunnen doen, zodat de wagen zich over land kan verplaatsen. Maar de regenboogwagen is natuurlijk gemaakt voor in de lucht, waar hij door middel van zijn straalpijpen regenbogen kan trekken. Op de tegenoverliggende bladzijde staat een tekening van de regenboogwagen in actie, en daaronder enkele voorbeelden van alternatieve regenboogvormen: een dubbele krul, een strik, een golflijn, een stippellijn.

Zo tekent de regenboogwagen zijn bizarre patronen tegen een hemel die de onze niet is.

Over de auteur:

Han van der Vegt (1961) is dichter en vertaler. Zijn bekendste gedicht is waarschijnlijk Exorbitans, dat niet alleen als boek maar ook als ruimteopera uitkwam, op cd, met muziek van Jan Frans van Dijkhuizen. Zijn recentste dichtbundel is Navigatiesystemen. Samen met Onno Kosters heeft Van der Vegt poëzie van Seamus Heaney vertaald. Vorig jaar kwam zijn vertaling van Derek Walcotts Omeros uit. Hij is nu bezig aan de eerste sciencefictionroman over Julius Caesar.