thema:

As – I

Vertaling:

De verwoestende bombardementen op de stad hadden op een donderdag
plaats, toen Gordon Koem op buitenlandse missie was.
Hij was iemand gaan doden. Daardoor had hij het overleefd.
Het beloofde een miezerige vrijdagochtend te worden. Gordon
Koem hield in alle vroegte halt voor een wegblokkade die werd bewaakt
door mannen met een armband van de passieve defensie om.
Ze discussieerden een handvol minuten. De kerels, vermoeide vijftigers,
droegen allen een oud jack en waren ongewapend, behalve één
snorbaard met een karabijn over zijn schouder. Het leek wel of je tegenover
een groepje partizanen stond dat zich van eeuw had vergist.
Hoewel ze een officiële functie bekleedden konden ze de moedeloze
angstschittering in hun ogen niet bedwingen. Ze hadden opdracht de
mensen af te raden op de plaats van de ramp te gaan rondneuzen,
maar slechts een onbenullig aantal gegadigden bood zich in feite bij
hen aan. Geringer nog was het aantal overlevenden dat uit de stad
bij hun post aanbelandde. Van die kant was nog niemand komen
opdagen. En bovenal dat was beangstigend. Na het geraas van de
vorige dag was een volslagen rust ingetreden. Niet één pijn- of wanhoops-
kreet had weerklonken in de nacht. Het was een stille dageraad
geweest. Voorbij de versperringen van de passieve defensie leek de
verlaten boulevard op een dreef vol sintels, die in plaats van recht de
stad in te gaan vastliep op een berg van puin die iets van een poort
naar de dood had. Je keek tegen het begin van die chaos aan, waarin
geen enkel teken van leven was, en voelde afschuwelijke zekerheden
in je opkomen. Bijna liet je het idee varen dat er ergens, verderop,
overlevenden konden zijn die op hulp zaten te wachten. De overheid
had het overigens niet fout ingeschat. Nadat een onbemand verkennings-
vliegtuig over het strijdperk was uitgestuurd had ze de reddingsteams
bevel gegeven rechtsomkeert te maken en zich kort gezegd met
andere dingen bezig te houden dan het vergeefs omwoelen van wat
inmiddels een onmetelijke begraafplaats was. Misschien zou de stad
ooit elders opnieuw worden opgebouwd. Wat de ruïnes betrof, die
werden tot verboden gebied uitgeroepen en aan hun lot overgelaten,
samen met hun stilte en hun doden.

Gordon Koem luisterde naar de waar-
schuwingen van de militieleden, bleef vijf minuten in hun gezelschap,
daarna maakte hij een fatalistisch gebaar, liep de vernielde laan op en
glipte zonder aandacht te schenken aan het niet-aflatende salvo van
vermaningen in zijn rug de agglomeratie binnen. Na honderd meter was hij
de kerels die hij net had gesproken al vergeten. Met een beklemd hart
dacht hij aan onze kameraden, Mario Gregorian, Antar Gudarbak en de anderen,
aan wie hij die ochtend normaal gezien verslag van zijn missie had
moeten doen. Ze waren ongetwijfeld omgekomen. Ze lagen onder
tonnen puingruis, uit elkaar gerukt, aan stukken gereten, lijf en ziel
onherkenbaar verminkt, al op weg naar de wedergeboorte. Gordon
Koem dacht aan hen en aan de Partij, waarvan we toentertijd de laatste
vertegenwoordigers waren, maar de hoofdreden waarom hij zo
energiek door het vernielde landschap beende, over de als sneeuw
krakende, wegglijdende en tegenwerkende as, was dat de figuur van
Maryama Koem hem voor de geest stond.

Hij wilde Maryama Koem en de kinderen van Maryama Koem terugvinden.
Hij zag liever niet onder ogen wat zonneklaar was, hij weigerde
ook maar enige overlijdensconclusie te trekken en hield zichzelf
voor dat hij hen ondanks alles levend uit het puin zou kunnen halen.
Maryama Koem, Sariyia Koem, Ivo Koem en Gurbal Koem.

Hij liep de noordwestelijke stadshelft door en kwam in het district
waar velen onder ons, vooral schooiers en onderduikers, domicilie
hadden gekozen. De omstandigheden waarin we er leefden en opgesloten
zaten waren er niet erger dan elders en om nu te beweren dat het
een getto betrof was overdreven, al noemden we het doorgaans zo, ter
herinnering aan de genocides en als een volgehouden statement dat
we tot het uitschot behoorden en moeite hadden om met de officiële
hominiden samen te leven.

Van het getto stond niets meer overeind. Gordon Koem zocht vergeefs
naar de ingang van de schuilplaats waar Maryama Koem en
haar kinderen vermoedelijk naartoe waren gevlucht. Hij slaagde er
zelfs niet in het tracé van de straat te reconstrueren. De schuilplaats
lag onder een voedselcoöperatie waarvan de kelderverdieping als
noodslaapzaal was ingericht, met proviand en een watertank om een
veertigtal mensen een week lang te laten overleven. Er waren maandelijks
alarmoefeningen, en iedereen had zich getraind om alles te laten
vallen en het op een rennen te zetten, elk wist precies welk traject hij
moest afleggen om de dichtstbijzijnde kelder in te duiken. De verplaatsingstijd
was gechronometreerd. Vanaf het moment dat de sirenes
begonnen te loeien vergde de evacuatie niet meer dan vijf minuten.

De schuilplaats was aangegeven met rode vlaggen, verlept meekraprode
lappen die voor het gebouw wapperden, waarvan de kelderstructuur
naar verluidt tegen schokken en explosies bestand was.
Gordon Koem rekende op die kleurvlekken om zich te oriënteren.
Hij liet zijn ogen in alle richtingen dwalen. Maar de coöperatie was
verdwenen.

De voedselcoöperatie was verdwenen.
De gebouwen waren over de hele straat ingestort.
Nergens was een spoor van vermiljoenrood textiel te bekennen.
Waar de stad had gelegen strekte zich nu een koolzwarte, hobbelige,
afzichtelijke vlakte uit. Het openbare wegennet was weggevaagd
en had plaats geruimd voor een ondoorgrondelijke opeenvolging van
bergjes en greppels die nog slechts bij uitzondering beantwoordden
aan voormalige straten of lanen. Niet één gebouw had standgehouden
en ook al staken hier en daar nog gevelstukken en -brokken omhoog,
toch kon je daarin geen enkele aanwijzing meer vinden voor het
vroegere aanzicht van de plaats. Alles was anoniem geworden.

Om indruk te maken op Gordon Koem en hem af te brengen van
zijn besluit de puinhopen in te trekken, hadden de kerels van de passieve
defensie hem een beschrijving gegeven van wat hem te wachten
stond. Ze hadden Gordon Koem verzekerd dat zijn schoenen na een paar
honderd stappen zouden verschroeien, dat hij daarna zou voelen hoe zijn
voeten door de vlammen werden verteerd, en dat het dan te laat zou zijn
om rechtsomkeert te maken. Hij zou geen verweer meer kunnen bieden,
hij zou neerzijgen op de knisperende grond en
verkoold aan zijn einde komen. De snorbaard met de karabijn legde
uit dat de stad was vernietigd door bommen die behekst waren. Ze
behoorden tot een nieuwe generatie wapens die bij explosie schade
berokkenden maar daarna werkzaam bleven tot er kilometers in de
rondte niets menselijks meer over was. De snorbaard had een trillende
stem, van verontwaardiging en angst. Hij beweerde dat de bommen
hun cyclus nog niet hadden voltooid en dat Gordon Koem bij het naderen
van de inslagplaatsen bloot zou staan aan residuele verschrikkingen,
aan een straling die hem tot krankzinnigheid of tot de dood
zou brengen, of beide.

Feitelijk voelde Gordon Koem niets bijzonders sinds hij zich op het
puin had begeven.

Onder zijn schoenen hielden de zolen stand.
Hij had geen blaren op zijn huid, de uiteinden van zijn ledematen
vertoonden geen neiging tot verhoorning.

De grond knisperde niet.
Als er residuele verschrikkingen aan het werk waren merkte hij
daar niets van.

En hoe dan ook, na de hel van daags tevoren deed het er niet toe
wat hem, Gordon Koem, kon overkomen. Geen ramp was vergelijkbaar
met wat de stadsbewoners die vroege donderdagavond hadden
meegemaakt.

(wordt vervolgd)

Over de auteur:

Lutz Bassmann is een van de pseudoniemen van de Franse schrijver Antoine Volodine (1950). Volodine publiceerde o.a. Des anges mineurs (1999), Les aigles puent (2010), Danse avec Nathan Golshem (2011) en Terminus radieux (2014). Ook is Volodine actief als vertaler van de Russische schrijvers Eduard Limonov, Arkady en Boris Strugatsky, Viktoriya Tokareva, Alexander Ikonnikov, en Maria Soudayeva.

Over de vertaler:

Katrien Vandenberghe is van opleiding classica. Ze vertaalde onder meer Paris-Brest van Tanguy Viel, fragmenten van Antoine Volodine en drie romans van Mathias Enard (recentelijk Kompas, een wervelend verhaal over de kruisbestuiving tussen Oost en West).