II Lichtlichaam: ‘happy ending’
Opdat hij zijn ogen vol kan laten lopen met een spiegel-heden
er zit een vrouw met een pagekopje in de spiegel, de vrouw is volkomen donker, een duistere schim, die vanaf haar bevoorrechte positie het komen en gaan gadeslaat van de andere personages, zij die weerspiegeld worden in het gebroken glas, zij die een lichtend en zichtbaar lichaam hebben, zou je daarom moeten vergeten dat de ruimte is opgegaan in de bulk aan informatie (en die avond heeft ze meerdere telefoontjes ontvangen die daarop wezen), die schitteringen vormen dus de grondslag van een zelfverloochening, in het gezicht ligt de ‘zin’ besloten; rechts van de spiegel een stuk hand dat een vel vasthoudt, dat gezicht, die kwijnende zwarte ogen en dat vel papier vormen een zuiver cinematografisch geheel
…
toch, in de droom-werkelijkheid
de mensen gaan voorbij, de tijd gaat voorbij, de gesprekken en de onderwerpen van conflict zijn nagenoeg dezelfde, en tegen deze prijs, de prijs van de discussie en het fotogenieke, zullen de merktekenen van de werkelijkheid ingang vinden, zelfs als de techniek ontoereikend blijft, krijgt de werkelijkheid vorm achter het spiegel-heden: door botsing van egregoren of bijstelling van namen, voornamen, tastbare en virtuele adressen, mobiele telefoonnummers, die in de loop van het verhaal verzameld worden,
wat beweegt op de bodem van de vissenkom of op het schiereiland van de fotografische spiegel is onscherp, de moeder en de hoer, de heks en de fee, de prinses of de koningin-moeder zien een pistool op zich gericht, jazeker een pistool, en de crew zal er tevoren voor gezorgd hebben dat het blinkt; de voorstelling die ze zich allemaal maken van de drift, de schimvrouw, in haar afkooksel over het hoofd gezien, gaat die stukslaan met één blik, in een fractie van een seconde, op de film, terwijl haar abrikooskleurige wangen grijs worden en vice en versa
…
in de wachtkamer
de regisseur ziet niet wat hij kan filmen
filmt wat een onveranderlijke lichtbron is
‘dansen tussen twee vrouwen’
dat waarin films over de werkelijkheid een onwaarschijnlijke levensduur hebben, zozeer geven ze verschillende vormen van spiegel-stand-ins weer in de trant van een toegang tot bewolkt gebied
ik is de plooi die alles ogenblikkelijk aan jij onthult wat ons tot op heden achtervolgt
bijvoorbeeld precies het tegenovergestelde van het verbale.
Uit: Sandra Moussempès, Photogénie des ombres peintes, Flammarion, Coll. Poésie 2009.