thema:

De vader

Vertaling:

De baby lag in een mandje naast het bed, met een wit kapje op en een pyjamaatje aan. Het mandje was net geschilderd, versierd met ijsblauwe linten en bekleed met blauwe stof. De drie kleine zusjes en de moeder, die zojuist uit bed kwam en nog steeds niet helemaal zichzelf was, en de grootmoeder stonden allemaal om de baby heen, te kijken hoe hij lag te staren en af en toe zijn vuistje naar zijn mond bracht. Hij lachte noch kraaide, maar zo nu en dan knipperde hij even met zijn ogen en schoot zijn tong heen en weer tussen zijn lippen als één van de meisjes hem onder zijn kin kietelde.

De vader zat in de keuken en kon ze horen spelen met de baby. “Van wie hou je het meest, kleintje?” zei Phyllis en kriebelde hem onder zijn kinnetje.

“Hij houdt van ons allemaal,” zei Phyllis, “maar het meest houdt hij van pappa omdat pappa ook een jongetje is!”

De grootmoeder zat op de rand van het bed en zei: “Kijk naar zijn kleine armpje! Zo mollig. En die kleine vingertjes! Net als zijn moeder.”

“Is hij niet lief?” zei de moeder. “Zó gezond, mijn kleine mannetje. ”En terwijl ze voorover boog, kuste ze zijn voorhoofd en raakte het dekentje op zijn arm liefkozend aan. “Wij houden ook van hem.”

“Maar op wie lijkt hij het meest, op wie lijkt hij het meest?” riep Alice, en ze kwamen allemaal dichter bij het mandje staan om te zien op wie de baby leek.

“Hij heeft mooie ogen,” zei Carol.

Alle baby’s hebben mooie ogen,” zei Phyllis.

“Hij heeft de lippen van zijn opa,” zei de grootmoeder. “Kijk naar die lippen.”

“Ik weet het niet…” zei de moeder. “Dat zou ik niet zeggen.”

“Die neus! Die neus!” riep Alice.

“Wat is er met zijn neus?” vroeg de moeder.

“Hij lijkt op de neus van iemand,” antwoordde het meisje.

“Nee, dat zou ik niet zeggen,” zei de moeder. “Dat denk ik niet.”

“Die lippen…” mompelde de grootmoeder. “Die kleine vingers…” zei ze, terwijl ze de hand van de baby ontblootte en zijn vingers spreidde.

“Op wie lijkt de baby?”

“Hij lijkt op niemand,” zei Phyllis. En ze kwamen nog dichterbij.

Ik weet het! Ik weet het!” zei Carol. “Hij lijkt op pappa!” Toen bekeken ze de baby nog beter.

“Maar op wie lijkt pappa?” vroeg Phyllis.

“Op wie lijkt pappa?” herhaalde Alice, en op dat ogenblik keken ze allemaal naar de keuken waar de vader met zijn rug naar hen toe aan tafel zat.

“Goh, op niemand!” zei Phyllis en begon zachtjes te huilen.

“Stil,” zei de grootmoeder en keek weg en toen weer naar de baby.

“Pappa lijkt op niemand!” zei Alice.

“Maar hij moet op iemand lijken,” zei Phyllis, terwijl ze haar tranen droogde met een van de linten. En iedereen behalve de grootmoeder keek naar de vader, die aan tafel zat.

Hij had zich omgedraaid in zijn stoel en zijn gezicht was wit en zonder uitdrukking.

Over de auteur:

Raymond Carver (1938-1988) wordt wereldwijd niet alleen gezien als één van de belangrijkste Amerikaanse auteurs van de afgelopen eeuw, maar ook als meester van het korte verhaal. Het werk van Carver zet de traditie van het korte verhaal voort met de humor en het vakmanschap van Tsjechov en de kracht en eenvoud van Hemingway.

Over de vertaler:

Sascha van der Aa (1976) is literair organisator en vertaler.