thema:

De val II

In navolging van de publicatie ‘Omhoog’ gaven Melle Hammer en Miek Zwamborn een workshop over vallen aan de eerstejaars studenten Creative Writing van ArtEZ. Een week later werden de geschreven teksten opgevoerd in het Theater aan de Rijn in Arnhem.

zie De val I

Kies een kant.
Scheur je basis langzaam in tweeën.
Niet kijken, maar voelen.
Er valt toch niets te zien.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 
 
 
Lyanne van den Berg

 

 

Spoedig, neem ik me voor, dan breek ik door de hoge blauwe koepel.
Om los te drijven van al dat rond mij is nu ik nog val, dat is de wens van deze grondslaaf.
Op dus, waar ik naar de schepsels wuiven kan, die zich ook hebben verzet,
tegen de korst waar men moeilijk vanaf kan blijven.
Hallo dat losse volk hier, halloo, die eeuwig vallenden, is hoe ik daar dan groeten zal,
is hoe het daar dan zijn zal, het spoedig voor mij zijn zal.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 
 

D. H.

 

 

Wortels breken luidruchtig
Nog één voet in de aarde
Met mijn tenen door een zanderige ondergrond
Losgerukt
Ik voel me als een veertje en
dwarrel
De wind heeft vrij spel en
geeft mij richting
Dan kom ik neer
Zonnebloemen schieten uit mijn voetzolen
Opnieuw verbonden
Achter me een stukje omgewoelde aarde
Betonnen vloer in puin

 

 

 

 

 

 

 
 

Eva Thielen

 

 

Juist toen alles zwart was, kwam het op.
Het rood kwam in zicht.
Steeds donkerder en donkerder.
Vuur, Ja vuurrood! Roder, roder en roder.
Vurig, dat het brandt!
En weg was het.
Door blijven ademen.
Adem in en adem uit, adem
Blauw, het blauw duwt zich nu heel voorzichtig naar voren.
licht, maar steeds lichter en lichter.
Rust.
Adem in en adem uit.
lichter en lichter en lichter.
Wit.
Wit is alles wat overblijft.
Ik.sta.recht.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 
 

Koen Frijns

 

 

Elke dag valt hij
Als hij valt dan sterven de straten
Dan worden ze rustig of bloeien juist op

Als hij valt voel ik me opgelaten
Een warme rilling van geluk en vrede vult mijn lichaam en legt mij zwijgen op
Zodat ik 1 moment stil kan zijn
En incasseren kan wat dit met mij doet

Hij komt altijd, hoe lang ik ook wacht
Elke dag opnieuw
Keer op keer
Mijn geliefde nacht

Roziena Salihu

 

 

Ik kende haar al sinds de dag dat we samen zinnen vlochten van woorden, verdriet en opluchting.
Daarna voelde ik me verbonden met haar, maar ik kwam erachter dat iedereen haar al zo kende. Zo was zij.
De mensen spraken over haar met van die walging waar de bewondering vanaf druipt.
Dikke klodders bewondering. Zachte, zoete honing.
Ze had nooit iets door. En dat hoefde niet.
Wij begrepen al te veel van haar.
Met elke stap die ze zette, viel ze. Stortte ze neer, in volle overgave, en stond ze weer op om voorwaarts te gaan.
En met elke stap die ze viel, stortte en opstond, gingen wij mee. Wilden wij mee.
Maar ze was blind voor onze bewondering. Alsof ze resistent was voor ons bestaansrecht. Resistent voor intimiteit.
Ze bleef maar vallen. Steeds dieper, steeds langer. En het opstaan ging moeilijker.
Want alles is lastig als je eenzaamheid ademt.
Op een dag sprak ze plotseling tegen me. ‘’Ik was al compleet, maar nu ben ik volledig’’, zei ze.
Toen viel ze niet meer. Nooit meer.

Sanne Pieters

 

 

Het was als aanspoelen zonder schuim. De lucht in als een piekende golf en dan als één neerdalen.
Knisperende bladeren en knerpend grind
Klotsend water en onverschillig beton
Zachte, open aarde

Simone Atangana Bekono

 

 

Waar de grond het rubber raakt, is het warm.
Gezamenlijk, maar ongelijk afwisselend; genadeloze warmte.
Als ik mijn teen beweeg, dan voel ik stof.
Stof en zand en aarde.
Hoe het evenwicht verstoord wordt als de ruimte zich om mij beweegt.
Hoe het stilstaan dan weer warmte wordt
en hoe mijn teen zich dan beweegt.

Anne Rensma

 

 

Ik heb jou ook nodig, anders kom ik er niet.

Sophie Oudenhoven

 

 

Ik ben geen meisje, ik ben zelfs geen mens. Ik ben een vijver waar een eend in duikt.
Ik golf, ik klots, ik imiteer de zee. Ik ben uit balans, maar egaliseer altijd weer naar spiegelglad.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 
 
 

Noralie Brandsma

 

 

In het hoofd, het dorp nog niet uit of met de billen de stad al binnengevallen. En hij roept: ‘Kauw als een koe voor mij meisje en zoemmmmmmmmmmm.’

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 
 
 
 

Luuk Wojcik

 

 

Scheur mijn kleding af,
Breek mijn ziel met je aanraking,
Steel mijn kwetsbaarheid.
Meer vraag ik niet van je.
Ik heb dit nodig.
Jij bent mijn wereld.

Betast me.
Verkreukel me.
Sla me, niet fysiek.

Meer vraag ik niet van je.
Ik heb dit nodig.
Jij bent mijn universum.

Nina de Koning

 

 

De stoelen zijn met leder bekleed.
In de asbak voor de Canadees ligt een smeulende sigaret.
De Canadees onderdrukt tranen en laat zich gaan.
Samen, met de trein.


 

 

 

 

 

 

 

 

 
 
 
 

Robert van Laar

 

 

Geen adem. Een lichte buiging naar links, haast onmerkbaar door gewoonte, waarbij een korte pijnscheut van beneden naar boven beweegt. Een klein, zeurend beestje dat je opgesloten houdt. Dat probeert te ontsnappen, maar pas vrijkomt als de val naar rechts begint. Het lichaam ontspant zich. De adem en het beestje ontsnappen. Tot de onvermijdelijke druk je tegenhoudt en beiden weer naar binnen schiet.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 
 

Dore van Montfoort

 

 

knikkers knallen en kauwgomballen
mitrailleurregen tegen mijn schedel
verdrietvlees en vetbombardementen
anti-ode aan mijn open hart
pizza-eetwedstrijden, pils en peuken
wraakzuchtige duikvlucht naar mijn maag
slinkse sinistere hersenschim
schiet intimidatie door mijn knieën
vals beschuldigd, failliet, verstoten
de boeien om mijn bloedende voeten
destructie geduwd door indringkuddes
droevige ondergang zonder ziel

 

 

 

 

 

 
 
 

Michelle Brouwer

Zowel links als rechts
overhellend
vallend
zweef ik

Met muntjes op mijn ogen
vlieg ik langs de zon

Benen trappelen
mijn ik vervlogen

Annemieke Dannenberg

 

 

Nu, op dit moment, balanceert hij.
Zij draagt lichte laagjes tule die de wereld op afstand houden,
hij heeft geen flexibele grenzen, alleen zijn dunne, kwetsbare glazuur.
Wanneer hij een fractie van een seconde zijn evenwicht lijkt te hebben gevonden,
maar alertheid plaats voor opluchting.
Dan slipt hij van het aanrecht.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 
 
 

Iris Jucewic

 

 

De veerboot brengt me ver van huis. Aangekomen op het hoogste dek, dein ik een beetje heen en weer. De lucht is als een lege kamer. Besluiteloosheid overvalt me als een kras waar een klank wordt verwacht. Ik ben blij mijn ogen te kunnen sluiten en ik wankel vooruit, een afgrond verwachtend. Wanneer mijn tenen over de grond strijken, voel ik hoe de wind me heen en weer laat zwaaien, alsof er geen botten zijn die me overeind houden. Het donker maakt alles goed. Ik ben klaar voor de sprong.

Maar voor ik mezelf terug wil werpen in wereld, voel ik mijn hoofdhuid geprikkeld worden. Een zeemeeuw is uit de zeelucht neergedaald en heeft mijn hoofd tot rustplaats verkozen. Ik voel me niet vereerd maar verward en verloren. Sisyphus, ik ben Sisyphus. En de meeuw is de steen die ik omhoog moet rollen om er vervolgens weer door verpletterd te worden en opnieuw te beginnen. Nu begrijp ik waarom de veerboot geen snelheid mindert. Was ik maar gesprongen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 
 
 

Marjolein Takm

 

Met dank aan: