Drie gedichten

Bodemzee

 

We laten de diepzeehond uit
omdat hij jankte

we staan heel diep
het licht bereikt ons niet

hij plast warm in het koude water
het komt als klankgolf naar ons toe

we willen gaan
maar hij trekt aan de lijn

ik heb alleen de riem nog vast
een losse lege lus

we roepen barko barko
dit is niet het beloofde land

geluiden in diepzee
zijn erwten van lucht

we volgen het getril
van honderd kleine kwallen

en roepen god god
wijs ons de weg

we lopen diep
het licht bereikt ons niet

 

In een stilleven op mijn beeldscherm

 

In kartelige schelpen huilen oesters zout zo missen ze de zee er is niets zoets bij dit banket ik lig tussen de niet te drinken wijn en een onvlekbaar laken al is er geen bederf in elke pixel steekt het mes van tijd klein hart waar kom je van waarom kan ik je wiegen in mijn borst hoelang zijn wij nog samen soms tril je

 

Tijdelijk lichaam

 

Liever een plant een distel tussen paardenhoeven
mijn darmen diep gestoken in de grond
mijn longen blaadjes licht behaard

wentelend naar de zon klein dier in coma
uit aarde brekend zonder schedel
voorgoed en altijd daar

liever een steen geslepen door het weer
alleen aanwezig liggend zwaar
en loom en iemand raapt me op

of niet ik zeg geen nee liever
een vis door stromingen vervoerd
liever de zee

Over de auteur:

Petra Kottman (1956) studeerde Algemene Taalwetenschap in Leiden. Tussen 1987 en ’89 publiceerde Maatstaf haar sonnetten. Daarna heeft zij lange tijd niet of nauwelijks geschreven. De afgelopen tien jaar had zij een particuliere taalschool in Delft, waar buitenlanders Nederlands leerden. Nu schrijft ze weer: proza en poëzie.