Het was het derde glas die dag dat in haar handen aan scherven ging en ik kwam tot de conclusie dat ze van plan was een bekentenis te doen. Ik daarentegen was tot alles bereid om dat te verhinderen.
Vervolgens brak ze mijn lievelingsbord, een Chinese soepkom, maar ook dat wuifde ik weg en zei glimlachend dat het niet erg was. Wat de misdaad ook was die ze tegen mij had begaan, ik wilde er in elk geval niets van weten. Ik was bijna zo diep gezonken dat ik haar op schaamteloze wijze voorstelde het tot zondag uit te houden, dan ging ze immers toch biechten. Maar Ahne leek toen al op een perverse manier vastbesloten om haar hart bij mij uit te storten.
Ahne was opgegroeid in de desolaatheid van de woestijn van Arizona, tussen de cactussen, in een ernstig protestantse familie, en bekeerde zich pas tijdens haar studie tot het katholicisme, om de verschrikkelijke druk van haar veeleisende god te verlichten en regelmatige zondevergeving te verkrijgen zonder noemenswaardige vernederingen. Ze was afgestudeerd op Harvard en sleet haar dagen als redactrice van een katholiek blad in New York. Ze was drie maanden eerder bij mij komen wonen maar haar verwarring over het raadsel van mijn persoon was sindsdien niet minder geworden.
Bezorgd keek ik toe hoe ze heet water in mijn met gele vogeltjes versierde theekopje goot, en toen het kopje toch barstte, marcheerde ik met vastberaden stappen de keuken uit en sloot me in de badkamer op. Ahne volgde me.
‘Ik moet je iets vertellen,’ fluisterde ze door het glas heen.
‘Ik hoor niks,’ zei ik met panische angst en draaide de kraan van de badkuip en de wastafel open, zette de föhn aan en drukte mijn handen tegen mijn oren. Mijn hele lichaam klopte tegen mijn slapen. Een goede tien minuten later sloop ik de badkamer uit, maar Anne liet zich ook niet onbetuigd: ze stond onmiddellijk voor mijn neus en ratelde koortsachtig:
‘Vergeef me, maar ik was er drie maanden lang van overtuigd dat je een KGB-agent was.’
‘Het is niet erg,’ zei ik, verschrikkelijk opgelucht, ik rende naar de kamer en sloot de deur.
‘Maar dat is nog niet alles,’ schreeuwde ze door de deur van mijn kamer heen. Mijn hemel, dacht ik, straks gaat ze bekennen dat ze mijn kasten heeft doorzocht en al mijn papieren heeft bekeken. Nou nee. Dit kon ik haar niet toestaan, want ik zou haar op geen enkele manier kunnen overtuigen dat dit me dodelijk onverschillig liet, omdat ik me daarmee alleen nog verdachter zou maken, en zij zou, gebukt onder de last van haar exponentieel gegroeide schuldbesef onmiddellijk bij mij uittrekken, en ik zou hier in mijn eentje achterblijven met een huur van achthonderd dollar aan mijn broek. Ik fixeerde mijn geestesogen op het begrotingstekort van vierhonderd dollar en deed strak de deur open.
‘Kijk,’ zei ik om haar met fluwelen hardheid definitief de mond te snoeren, ‘in zo’n situatie zou ik ook denken dat jij een KGB-agent was, dat is zo vanzelfsprekend als wat, dus waarom laten we het niet hierbij en vergeten de hele zaak? En nu moet ik naar het postkantoor, daag.’
Ik rende naar de wasruimte in de kelder. Maar ook daar volgde ze me.
Met droge, argwanende ogen hield ze me in de gaten. Mijn hemel, dacht ik, die rust niet voordat ze zichzelf uit mijn flat gewerkt heeft vanwege haar fixatie uit haar jeugd.
De tweede week nadat ze er was komen wonen, vertelde ze me dat ze elke dag sidderend had gewacht tot haar moeder weg was en de geheime familiedoos uit de bergplaats haalde om naar de foto van haar vader te kijken die in Korea was omgekomen. Elke keer als ze werd betrapt, kreeg ze vijftig stokslagen, maar ze kon zich niet losmaken van de dwang om de doos op te zoeken. Ze kwam er nooit achter waarom het verboden was om naar de foto van haar vader te kijken en waarom haar moeder steeds nieuwe valstrikken voor haar opzette door de doos te verstoppen.
Ik haalde de natte kleren uit de wasmachine en liep in de richting van de droger. Ik keek niet naar Ahne, maar ik voelde de verzengende gloed van haar explosieve blik op mijn nerveuze bewegingen en ik liet alles uit mijn handen vallen. Zij verroerde zich niet en liet me hetzelfde stuk ondergoed voor de derde en vierde keer van de grond oprapen. En als ik haar de vijftig stokslagen zou geven, dacht ik, dan zou ze waarschijnlijk blijven en elke dag dwangmatig mijn laden doorzoeken, op zoek naar bewijzen. Als ik het niet doe, dan gaat ze op zoek naar iemand die wel bereid is haar te straffen voor het onstrafbare. Die gedachte stelde me gerust: ze zou altijd de juiste persoon vinden, ten slotte heeft het universum de rol van haar beul niet definitief aan mij gegeven. Ik zette de droger aan en ik zag ons in de woestijn, in de schaduw van huizenhoge cactussen, terwijl we met onze mond vol zand naar de zonbeschenen witte rotsen staren, waarop onze lieve Heer ligt, die ons vertelt dat niets haast heeft, dat hij hoe dan ook zal wachten tot we ons hebben uitgeleefd in ons masochisme en dat het er niet toe doet hoe lang we onszelf nog willen kwellen met onze keur van schuldgevoelens; hij zal daar altijd liggen, wanneer we ook maar zover zijn, helemaal open voor ons, de juiste weg wijzend.
‘Ik ga verhuizen,’ mompelde Ahne met gekloofde lippen en ze merkte met ontzetting haar eigen besluit op.
‘Okee,’ antwoordde ik geluidloos en ik ging ook op de rotsen liggen om me in de zon te koesteren als de hagedissen, om even te zweven boven het glinsterende zandlandschap.
Hagedissen in de zon
Vertaling: Mari Alföldy