Klaproos
Klaproos, het felle
fijntekruid langs de rand
van alle wegen,
het vluchtigste rood, wat overbleef
was de kleverige melk
uit de stengel,
en de blote vrucht,
een kleine
kroon vol zwart
vreemd tussen blauwe
bloemen en hanenpoot,
wegkantgezellen
bij toeval
bij elkaar vergaarde
beelden van zomers,
om niet
om niets
om ook dat rood niet
te vergeten.
(uit die ungerührte schrift des jahrs)
Dit onbewogen
zuchten van de open zee
aan de voet van de klippen deze gestage
adem het komen
het gaan zonder afscheid dat
alles beknot het hart
voor vertrek
hurken wil het en klein zijn
bij het vuur tussen het schrale kruid
afzijdig van de kiezels in
dit zuchten geslepen
klein wil het zijn als de
lokken van de ijle rook
als het licht in de gloed
klein
als de bloesems aan de halmen
die zij verschroeit.
winter
de winter kwam met een grote rauwe stoot viel in als onrecht in de nacht er was mist en de vorst schoof over de broze takken dichterbij zwarte vogels zaten in de dunne toppen tussen de laatste appels en ze zaten op de telefoondraden waarin de kou zoemde als een bericht van verre in werkelijkheid was ze reeds nabij en bedekte in het donker alles met deze lang niet meer geziene ijzigheid ’s ochtends zaten de vogels er nog als in de avondschemer nu stijf en bevroren op de draden en takken er verrees een wind en de vogels vielen op de grond omdat hun verenkleed met een dofzilveren korst evenzo bedekt als alles rondom verlamd was en zo van grote hoogte vallend zonder een veer te kunnen bewegen sloegen ze op de ‘s nachts bevroren aarde en verbrijzelden als hol speelgoed maar ze waren niet hol ze hadden een hart klein bloed kwam vrij en probeerde in stroompjes over de winteraarde maar bevroor gelijk tot een beeld dat herinnerde aan de vertakkingen van een voor de zeemonding bang water of aan de vertakkingen van de hartvoedende aderen dat was het einde van de zwarte vogels die door deze winter waren verrast.
(uit Aufbruch nach Patagonien)
Gebruiksaanwijzing
voor een wildernis: daar ligt ze
klein en door zwaluwkruid
omzoomd een vlakke
lichtdonkere streep
onbeheerst want wat
betekent dat al
wild? pakken we het
aan zijn vier vijf zes
uiteinden met droge
schone handen het gele
zwaluwkruid het mos het
gediertje bleek onder allerhand steen
dit stuk grond in de halve schaduw
van beproefd rooien
hangen wij ‘t
toch bij de wind dat het zich
verspreidt over de volkeren.
oh lieve zwarte lieve
godvergeten wend af
het kwaad onverhoopt het vogeltje
zonder veren dat ons te na
aan het hart en op de schouder zit en niets
te sjilpen weet dan het lied
van het einde ach godvergeten
bloei dan is
de zomer niet meer lang
godvergeten stengelkantig schijnspringerig bloeiend in
de oksels van de bladeren met zachte zachte haren
drukt zich in de gebreken van pleister mortel steen
afgelegen muren luistert onder open ramen
zwart wordt het blad boven de okselbloemen die
verwelken de plant ze heet ook zo ballote
genoemd zwarte malrove de plant zo heet
het ruikt walgelijk.
Verstoord terrein zo treffend en bedroefd
benoemd menselijk overstempeld gestoten
in tere wildheid
woestenij na vernieling hopen
van puin zo in de vervallen
schervenhoek bij voormalige ingang
omringd door zuring
afzijdig ook brave hendrik eppe en melde
armenspijs in arme tijden en in bonte
dromen bevorderlijk gedijde
op afbraak ook deze
eist wat hem toebehoort de ruimte die dit
en dat begraaft en daarboven
de oprechte pijpbloem.
Oude gewoonten van overlevenshongerigen: brand stichten in het
onaangetaste primair bos vlammen stoven in alle
vier winden overweldigen het bestand aan bomen voor
de ontginning van het terrein degenen die brand stichten
de anderen die het sturen het vuur die het sussend
bespreken befluisteren kom ga spring slink
hophop hierheendaarheen en ondertussen niet
merken hoe wenkbrauw wimper hoofdhaar
geschonden worden terwijl het natuurlijke doet alsof
het zich aan het uitroeien onderwerpt en zo treden ze uitgeput
onmerkbaar kaal en rimpelig geschroeid van het
bijgelegde vuur terug brengen de hand boven de ogen en
kijken naar de horizon zo groot is het nieuwe veld
onder diens zwarte zwarte kleed
de eertijdse eersteling alle kracht in dikke knoppen
verzamelt om weer door te stoten naar het licht.
(uit Naturschutzgebiet)
Esther Kinsky