thema:

Over de snelheid van de montage
en hoe een neerkomende brug over je heen valt

In een van zijn essays schrijft Oliver Sacks over een man die na 45 jaar blind te zijn geweest, door een operatie weer kon zien. Technisch deden zijn ogen het, maar zijn hersenen kon de continue aanvoer van beelden niet bevatten. Ruimte, licht en donker, vormen en kleuren vielen over elkaar heen tot een slordige stapel, waarbij hij aan niets een betekenis toekennen kon. Een hond opgekruld in de mand en dezelfde hond die zich omdraait, waren twee verschillende honden. Een gezicht van de voorkant bezien en daarna van de zijkant, werden twee personen, omdat hij niet het versmelten kende van tweedimensionale vlakken tot een driedimensionaal beeld. Elke waarneming kwam als een losse registratie binnen. Niets klikte aan elkaar, alle informatie schoof langs elkaar heen. De snelheid van de montage bleef achter bij de snelheid waarmee de beelden zijn hoofd binnenkwamen en veroorzaakte kortsluiting. Zijn hersenen gaven het op, hij werd weer blind.

 

Elke morgen open je je ogen voor een wereld die je hebt geleerd te zien. Alles heeft een plaats, een onmiddellijk geheel. Je kent het lampje naast het bed en weet dat er achter de gesloten gordijnen mensen op weg zijn naar hun werk. Als baby heb je die wereld eerst als  brij van vormen en kleuren gezien. Door ervaringen te koppelen aan onderdelen uit deze brij -een geur, de inval van het licht of een woord dat steeds op hetzelfde moment wordt herhaald- kwam een vorm los van het geheel en werd het een op zichzelf staand object. Een visuele herinnering was ontstaan. In de daaropvolgende jaren maakten alle vormen zich op dezelfde manier langzaam los totdat nieuw geheel was ontstaan. Het is een cirkel: Om het geheel te kunnen ervaren, heb je eerst alles los gezien.

Je staat te wachten voor een openstaande brug. Gewoonlijk is de brug een drager. De dag vindt plaats. Haar aanwezigheid is een ontwijkende, ze hoort niet te worden opgemerkt. Op het moment dat er een schip ligt te wachten, verandert deze situatie. Alle aanloop rond de brug valt stil. Motoren slaan af, het wegdek maakt zich los en verheft zich tegen de lucht. Achter wat beweegt – het knipperende oranje licht, de mast van het schip dat door de opening vaart- torent de brug als groot zwart oppervlak overal boven uit.

Is het schip voorbij, dan zakt het wegdek weer langzaam naar beneden. Z’n schaduw rekt zich uit, de neerkomende brug valt over je heen, totdat hij aansluit bij de horizontale lijn. De voorgrond is terug naar de achtergrond, het obstakel is weer drager. De dag gaat door.

 

Elk beeld is een optelling van oppervlakken die zich naadloos mengen tot een geheel. Pas als de brug omhoog staat, maakt het zich los. Gevels zijn omlijnde oppervlakken, waarnaast een boom waait met z’n eigen uitlijning, tegen een achtergrond die begrensd wordt door de hoeken van je blik. Elke straat is een ontwerp van horizontalen waartegen verticale gevels zijn geplaatst of gevels die plaats laten voor een horizontale straat. Volgens dit patroon vouwt een stad zich uit. Lijnen lopen parallel, kruisen, keren zich om, bepalen waar je kijken moet. Een plein is een omarmde ruimte, een stadion een cirkel die de omhelzing omkeert. Een standbeeld dwingt de omringende ruimte te wijken, doordat hij alle zichtlijnen naar zich toe trekt. Stoelen in een kring zorgen voor gebundelde aandacht. Een koord dat losjes tussen twee paaltjes hangt, bepaalt het verschil tussen entree en buitensluiting. Bloemen horen geschikt te worden alsof ze uit een gezamelijk middelpunt komen. Wie aan het hoofd van de tafel zit, ontvangt vanzelfsprekend ontzag.

 

De oppervlakken die een beeld opbouwen verschillen met de snelheid waarmee je je beweegt. De lijnen maken elke keer andere snijpunten, het onderwerp blijft verspringen.

In de taal bestaan ‘shifters’: woorden die niets betekenen, totdat ze in de context van een zin naar iets verwijzen. Hier, gisteren en morgen zijn shifters. De morgen van vandaag is een totaal andere morgen als die je over een week uitspreekt en toch zijn het allebei terechte morgens. Hier  is altijd ergens anders.

Over de shifter ben je gewend geraakt heen te lezen. Ze stelt zich onderdanig op, duwt de aandacht naar het onderwerp van de zin, omcirkelt de boodschap.

 

De horizontalen, verticalen, de randen, hoeken en bewegingen: het zijn allemaal shifters. Ze gaan op in het bouwwerk van het beeld. Je kijkt erover heen totdat het onderwerp dat wordt omcirkelt, ineens de shifters zichtbaar maakt. Het schip dat door de geopende kade vaart, belicht het rechtopstaande brugoppervlak. Even is de vorm losgetornd van het geheel. In het wegdek verzonken, blijft de brug weer onopgemerkt, net als de stoeptegels, de bocht in de weg, een felgele jas die je beeld ingelopen komt. De onderdelen zijn bouwstenen die in elkaar schuiven. Elke keer brengen ze een andere betekenis tot stand, elke seconde plaveien ze een ruimte voor iets dat gebeuren kan.

 

Als een cruiseschip de stad binnenvaart en jij als kijker in de haven op hetzelfde punt blijft staan, vangt een gebeurtenis aan. De punt van de boeg schuift in je beeld. Met de intrede van het schip, rijst een oppervlak. Diepte dunt uit, een muur doemt op, de gebeurtenis wordt voor een moment een plaats.

Voor de blinde man die weer kon kijken, voltrok een gebeurtenis zich nooit. Hij had niet genoeg informatie om de wereld te zien. Een hond viel uiteen in oren, poten en een kwispelende staart- de man kon geen constante ontdekken, de hond versmolt niet tot een geheel. Het bleef een chaos van opeenhopende beelden in zijn hoofd. De losse delen kwamen niet samen tot een plaats. Hij kwam nooit ergens aan.

 

Niet dat ziende mensen ergens aankomen. De plaats ontstaan bij het intredende cruiseschip, is continu in beweging. De hutten schuiven naar voren, je hoort auto’s op de achtergrond, meeuwen dragen takken in hun snavels. De onderdelen worden steeds op een andere manier gemonteerd. Ze zweven in losse stukken naar het netvlies die het terugkaatst als één beeld, waardoor een plaats ontstaat. Maar hier is een shifter, die altijd ergens anders tot stand komt. Hier is een optelling van wisselende onderdelen: een hoek, een rand, een felgele jas die je beeld inloopt. Hier is pas een plek als je je ogen sluit.

 

Over de snelheid van de montage | Bernke Klein Zandvoort | Tijdschrift Terras

Over de auteur: