Zsuzsa Forgács is zelf nogal zuinig met biografische informatie. Ze presenteert zich meestal met teksten als deze, waarbij een foto van een meisje van een jaar of twaalf staat afgedrukt: ‘In Boedapest en New York hield ze zich bezig met de studie van de filosofie, geschiedenis en sociologie. Ze zit in gevangenenkamp Aarde haar straf uit waarvan de zwaarte in fysiek en geestelijk opzicht varieert, maar tot dusver is zij er niet in geslaagd te achterhalen voor welke overtreding zij naar deze planeet is gestuurd. Partiële onderzoeksresultaten met betrekking tot deze vraag publiceert zij voornamelijk in literaire tijdschriften en dagbladen, maar ook haar boek Talált nő bevat een aanzienlijke hoeveelheid informatie. Ze heeft bureauladen vol met niet gedraaide draaiboeken, parodieën en absurdistische teksten, aangezien al haar pogingen om contact op te nemen met haar buitenaardse reclasseringsmedewerker tot op heden vruchteloos zijn gebleven.’
Het boek Talált nő is net zo wonderlijk en intrigerend als men van een schrijfster met een dergelijke levensbeschrijving zou verwachten. Het is formeel een verhalenbundel, maar heeft een innerlijke consistentie waardoor het leest als een roman. De bindende kracht is een aanstekelijk geschifte kijk op de wereld: in de verhalen gebeuren soms de meest ongerijmde dingen, maar ook alledaagse voorvallen lijken absurd door de manier waarop de personages ze beleven en verwoorden. Meestal is de hoofdpersoon een tamelijk neurotische Hongaarse vrouw, die soms in New York woont, soms in Boedapest. Maar zelfs het verhaal waarin de hoofdpersoon voortdurend van geslacht wisselt en de twee stukken waarin een Egyptische faraosdochter de hoofdrol speelt, passen moeiteloos in het geheel door dezelfde absurdistische visie op de wereld. De verhalen zijn in de ik-persoon geschreven, vanuit een onmiskenbaar vrouwelijk perspectief: zo is de plaats van handeling in één verhaal de wachtkamer van een abortuskliniek – waar de aanwezigen feeën worden genoemd en de abortusarts Mussolini heet. De grootste kracht van het boek is de humor, die berust op de combinatie van het herkenbare en het onmogelijke en de ironische stijl waarin naar filosofische abstractie neigende ingewikkelde zinnen worden afgewisseld met alledaagse wendingen en schokkende formuleringen. Het woordgebruik loopt uiteen van literaire schrijftaal tot Hongaarse straattaal, met veel creatieve neologismen.
Het boek was na zijn verschijnen een bestseller in Hongarije. Het titelverhaal, Gevonden vrouw, is in het Nederlands verschenen in Een paard dat Pools praat, Satirische verhalen uit Midden- en Oost-Europa, Prestige, Utrecht, 1998.
Zsuzsa Forgács: Talált nő (Gevonden vrouw), Budapest, Q.E.D. és Pont könyvkereskedés, 1996