Konrad Bayer maakte samen met Friedrich Achleitner, H.C. Artmann, Gerhard Rühm
en Oswald Wiener deel uit van de Wiener Gruppe, een van de befaamde naoorlogse
avant-gardebewegingen. Ze schreven teksten gemeenschappelijk, hielden in 1958
en 1959 de eerste performances in Europa onder de naam literarisches cabaret,
maakten visuele en concrete poëzie, montageteksten en dialectgedichten. Op allerlei
manieren probeerden ze de conventies van de literatuur achter zich te laten.
In een poëziealbum waarin Bayer een aantal gedachten vasthield, staat de lapidaire
notitie ‘de taal is te onbeholpen om de waarheid te zeggen’. Wie als dichter iets probeert
te zeggen, moet op zijn hoede zijn dat hij niet terechtkomt in de valkuilen van
haar gebaande paden. De schrijftechnieken die de Wiener Gruppe heeft ontwikkeld,
kun je beschouwen als evenveel pogingen om in taal aan de beperkingen van taal te
ontsnappen. In het dagelijkse, ondoordachte taalgebruik lijken woorden en zinnen
als perfecte maatpakken op onze gedachten en waarnemingen te passen. Maar is dat niet
beangstigend eng? Kan het dat, om een beeld uit Oswald Wieners die verbesserung von
mitteleuropa, roman (1969) te gebruiken, ‘zoveel als de wereld in zo weinig als
een beetje gort’, onze hersenmassa, wordt gewrongen? Wat gebeurt er als je dat vertrouwde
medium ondergraaft? ‘Het schrijven’, zegt Oswald Wiener in een terugblik op de Wiener Gruppe,
‘is geen middel voor artistieke “weergave” geweest, maar een instrument om denkprocessen
te onderzoeken en voor wie schrijft een natuurlijke hefboom om de barrières van zijn
voorstelling die hem bij het schrijven bewust worden, naar buiten te duwen.’
lapidair museum is het hart van Konrad Bayers der stein der weisen – de enige zelfstandige
publicatie die hij heeft zien verschijnen (Wolfgang Fietkau Verlag, Berlijn 1963).
Hij noemde dit boekje, waaraan hij schreef tussen 1954 en 1962, een ‘traktaat’,
met een allusie op de geschriften van filosofen (o.m. Wittgensteins Tractatus logicophilosophicus)
en alchemisten. Maar al bevat het de kwintessens van zijn dichten en denken, en al bestaat
het zoals sommige hermetische geschriften uit zeven delen plus een voor- en nawoord, een
filosofisch traktaat of een alchemistisch geschrift is het niet.
Wel heeft het iets van een initiatie, waarbij de geblinddoekte adept in verschillende
stappen een geestelijke transformatie ondergaat. Net als een initiatierite schrijdt het
lezen voort van punt naar punt. In elke fase, na elke horde die je hebt moeten nemen,
valt een blinddoek, tot je gelouterd en verrijkt uit het proces te voorschijn komt. En net
als bij een rite kun je de inwijding alleen zelf ervaren en niet van buitenaf beschrijven.
Zoals bij de steen der wijzen uit de alchemie of in het zenboeddhisme is het mogelijk
dat het inzicht verbazingwekkend eenvoudig blijkt en toch meestal over het hoofd
wordt gezien.
‘Men vindt hem op het land, in het dorp en in de stad, in alles wat door God geschapen
is; toch wordt hij door allen geminacht. Rijk en arm hanteren hem dagelijks. Hij
wordt door de dienstmeiden op straat gegooid. Kinderen spelen ermee. Toch stelt
niemand er prijs op, hoewel hij naast de mensenziel het schoonste en het kostbaarste
is op aarde en de macht heeft koningen en vorsten te doen vallen. Niettemin wordt hij
beschouwd als het laagste en gewoonste van alle aardse dingen. Hij wordt door allen
afgewezen en verworpen.’ (Gloria Mundi)
Literair is de steen der wijzen een eigenzinnige tekst. Het onderscheid tussen de klassieke
genres valt weg; het boek bevat epische (lapidair museum), lyrische (topologie
van de taal), dramatische (voorwoord, tussenspel…) en didactische passages (enkele
woorden over otti bozol, de elektrische hiërarchie). De scheidingslijn tussen literatuur
en filosofie, poëzie en proza, fictie en non-fictie lijkt niet meer te bestaan. Bayer, die
zich nooit tot een bepaald literair procedé heeft beperkt, hanteert met magische kracht
technieken die in de Wiener Gruppe zijn uitgeprobeerd. De reductie tot eenvoudige
zinnen en kernwoorden, die in verschillende constellaties worden gepermuteerd, herinnert
aan de concrete poëzie en het ‘methodisch inventionisme’. ‘Less is more’, maar
de impasse van het logische en talige definiëren is niet te miskennen. De tekstmontage
was in de groep een geliefd middel om door het combineren van uit hun context
losgemaakte tekstfragmenten een semantisch onzekere toestand te bereiken. Bayer
gebruikt het in zijn hermetische geografie voor een reis door de wereld, de elementen,
de ruimte en de tijd in een parodie op de encyclopedische kennisdrang van de 19e
eeuw, die vooruitgang belooft en verwarring brengt. Wie goed leest, vermoedt hier al
een mogelijke coördinatie in een nog niet gekend punt.
Dood en wedergeboorte, scheiden en samensmelten liggen ook in de alchemie dicht
bij elkaar. In de taal zelf zit een verband tussen micro- en macrokosmos als je beseft
hoe ruim de toepasbaarheid is van een woord als lichaam: fysische lichamen, mensenlichamen,
hemellichamen … Absolute tegenstellingen bestaan alleen in de taal, niet in
de dingen. Binnen- en buitenwereld, het natuurlijke en het kunstmatige (de historische
automaten als bewijs van het scheppende menselijke vernuft, onder meer Jacques
de Vaucansons ‘canard digérateur’) worden één tijdens de fascinerende tocht door
het lapidair museum, een afdaling in zichzelf, die herinnert aan het alchemistische
bezoek aan het binnenste van de aarde, de moederschoot waaruit de steen geboren
wordt. Het is de duisternis die het licht voortbrengt.