thema:

Waarom er geen muziek was

Vertaling:

Wanneer het moment is gekomen voor de lunch of voor het avondeten, doet mijn vriend Paardje in principe altijd het volgende: met zijn mond lichtjes geopend nadert hij de tafel – een opening van de mond die niets met een lach van doen heeft –buigt zich voorover, gaat zitten op een stoel en laat daarna zijn hoofd zakken tot het evenwijdig is aan het tafelblad. Dan begint hij te eten. Bij het kauwen maakt hij erg weinig geluid, maar de snelheid waarmee hij het voedsel zijn mond binnenloodst is hoog. Pas wanneer hij helemaal klaar is met eten, zal hij zijn hoofd weer omhoog brengen. In geen ander geval zal hij de evenwijdigheid tussen zijn hoofd en het tafelblad verbreken. Zelfs wanneer je hem iets vraagt, zal hij met gebogen hoofd antwoorden.

Wanneer Paardje eet, duiden wij hem dan ook altijd aan als iemand die de maaltijd nuttigt. ‘De maaltijd nuttigen’ is een uitdrukking die ordelijkheid suggereert: je moet gepaste kledij dragen, je moet aan een ordelijk gedekte tafel gaan zitten en daarna moet je op de gepaste wijze opeten wat je krijgt voorgezet, met andere woorden, het is een handeling die de nodige aandacht vergt. ‘Eten’ daarentegen, zeg nou eerlijk, eten is een werkwoord dat doordrenkt is van achteloosheid. Eten kun je aan een tafel doen, maar evengoed zittend in de deuropening, je kunt zelfs met je kom in je handen naar het huis van de buren lopen en daar eten, iets wat we vaak deden toen we klein waren. Zo nu en dan liepen we zelfs met onze kom in onze handen naar het toilet, en we aten terwijl we zaten te schijten.

Paardje eet nooit, bij hem gaat het steevast om het nuttigen van een maal. Toen ik hem leerde kennen – we waren toen allebei pas tien jaar oud – was hij al begonnen met het nuttigen van maaltijden. Hij deed het met dezelfde ernst als waarmee hij een opstel schreef. Hij liet zijn hoofd zakken – zelfs toen al was zijn hoofd evenwijdig met het tafelblad – en at voorzichtig en nauwgezet, hij at als in een trance, en wanneer hij klaar was met eten, was de kom in zijn hand zo schoon dat het leek alsof hij al was omgespoeld, het stuk tafelblad voor hem leek al te zijn schoongewreven en de botten en de graten van de vis in de schotel lagen daar alsof het nog altijd een hele vis was.

Zo iemand is Paardje dus. Wij lopen altijd gehaast op straat, alsof we altijd een trein moeten halen, maar wanneer Paardje op straat loopt, maakt hij nooit een haastige indruk. Hij wandelt altijd, met zijn handen in zijn broekzakken, zijn blik gevestigd op iets voor hem, op zijn dooie gemak, nooit gejaagd. Zo is hij nu eenmaal. Wat hij ook doet, nooit is hij gehaast, en tegelijk doet hij het zonder de geringste slordigheid. Ook wanneer hij praat, spreekt hij elk woord even klaar en duidelijk uit, de snelheid waarmee hij praat blijft mooi dezelfde en bovendien kiest hij ook nog eens met de grootste zorg zijn woorden.

Paardje had steeds een veilige afstand bewaard tot het andere geslacht. Hij was zesentwintig toen hij kennismaakte met Lü Yuan, die wij toen reeds allemaal kenden. We zaten samen te eten. Wij hadden Lü Yuan uitgenodigd, en Lü Yuan had zelf nog twee jonge vrouwen meegebracht. Wij waren met vijf mannen en innerlijk waren we ons allemaal een idee aan het vormen over hen. Zij van hun kant, de drie jongedames dus, waren ook allemaal bezig hun keuze te maken tussen ons. Zo zaten we dus te eten, veel te luid aan het praten over onbenulligheden, aan het lachen en grapjes aan het maken. Stuk voor stuk deden we hard ons best om een zo goed mogelijke indruk te maken, de mannen met een niet te stuiten woordenvloed, de vrouwen met kokette maniertjes.

Alleen Paardje zei geen woord, omdat hij in alle ernst bezig was met het nuttigen van zijn maaltijd. Zijn hoofd was perfect evenwijdig met het tafelblad en op zijn gezicht stond een nauwelijks merkbare glimlach, terwijl hij luisterde hoe we praatten en lachten. Die avond zei hij nauwelijks meer dan een paar woorden, en zelfs het maal dat hij nuttigde was aan de minimale kant: hij at welgeteld zes garnalen en hij dronk één glas bier.

We schonken hem algauw geen aandacht meer. Helemaal aan het begin keken we hem nog wel eens aan, min of meer toevallig, en dan zagen we hoe hij langzaam een slokje bier naar binnen liet glijden, en een poosje later zagen we hoe hij met zijn eetstokjes een garnaal oppakte en in zijn mond stopte. Nog wat later zagen we hoe hij zijn wangen bol blies en zijn lippen kronkelende bewegingen liet maken, daarna verloren we hem helemaal uit het oog. Toen we hem compleet waren vergeten, slaakte Lü Yuan plotseling een verraste kreet. We zagen hoe Lü Yuan haar ogen wijd opensperde, hoe ze haar vinger uitstak en naar Paardje aan tafel wees. Daarop zagen we dat Paardje op de tafel voor hem vijf garnalen, de ene al wat groter dan de andere, netjes op een rijtje had gelegd. We zagen de doorschijnende schalen glinsteren in het licht van de lamp. Het vlees binnenin had Paardje volledig opgepeuzeld. Op dat moment slaakten ook de twee andere jonge vrouwen onwillekeurig een verraste gil.

Daarna zagen we hoe Paardje de laatste garnaal van die avond oppakte. Hij strekte zijn arm uit, zodat die zich ongeveer op dezelfde hoogte bevond als zijn hoofd, dat hij had laten zakken. Nadat de eetstokjes in zijn hand de garnaal beet hadden gepakt, kromde zijn elleboog zich, en die beweging was even snel als die van de scharen van een kreeft. Toen stopte hij de garnaal in zijn mond.

Op dat moment bracht hij eenmaal zijn hoofd omhoog en keek ons, zijn verbaasde toeschouwers, kalm aan. Zijn lippen sloten zich, zijn wangen gingen bol staan, en vervolgens begon zijn mond peristaltische bewegingen te maken, alsof hij een twaalfvingerige darm was. Zijn adamsappel bewoog dartel op en neer.

Naar schatting vijf minuten later zagen we hoe zijn bolle wangen plotseling naar binnen werden gezogen. Op hetzelfde moment ging zijn adamsappel omhoog en bleef in die positie staan. Het was duidelijk dat hij iets aan het doorslikken was. Op zijn gezicht was een uitdrukking van waardigheid te lezen, die tegelijk suggereerde dat hij iets met de grootste zorgvuldigheid aan het doen was.

Vervolgens zagen we hoe zijn adamsappel weer naar beneden gleed en aansluitend opende zich ook zijn mond. En toen brak het moment aan waarop we onze ogen opensperden en onze monden open lieten vallen, want we konden in alle duidelijkheid zien hoe hij een volledige, ongeschonden garnaal uit zijn mond haalde, en het belangrijkste moet nog komen: het vlees van de garnaal had hij eerst al wel opgepeuzeld. Hij legde de volledige, van zijn vlees ontdane garnaal op tafel, netjes naast de andere vijf die daar al op een rijtje lagen te wachten. Opnieuw lieten de drie jonge vrouwen een hele reeks verraste kreetjes horen.

Later, om precies te zijn, een halfjaar later, werd Lü Yuan de echtgenote van Paardje. De andere twee vrouwen die die avond aanwezig waren geweest, trouwden ook, met mannen die niemand van ons kende.

Door met Paardje te trouwen, scheidde Lü Yuan hem van ons. De eerstvolgende keer dat we samen aan tafel zaten, was Paardje er al niet meer bij om zijn maaltijd te nuttigen. Om eerlijk te zijn, het kostte ons best wel wat moeite om daaraan gewend te raken. We begonnen ons er rekenschap van te geven hoe interessant we die twee evenwijdige lijnen aan de andere kant van de tafel wel hadden gevonden, Paardjes hoofd en het oppervlak van de tafel, en de afstand ertussen, die nooit veranderde, een beetje zoals die tussen een aanlegsteiger en de zeekust. Zo nu en dan, wanneer Paardje voor het raam zat en de zon door het raam naar binnen scheen, zagen we dat Paardjes hoofd op het tafelblad een tweelingbroertje had. De zwarte schaduw, die aanvankelijk afgeplat bolvormig was, evolueerde langzaam tot een dunne streep, als gevolg van de beweging van de zon. Een dergelijk langwerpig, smal hoofd had niemand van ons ooit gezien; zelfs in stripverhalen konden we er geen vinden. En dan was er ook nog die ene keer dat we in een duistere kamer zaten, waar een schemerige lamp erg laag van het plafond hing. Ik ging staan, waarbij ik met mijn hoofd tegen de lamp stootte. Mijn kruin voelde pijnlijk verschroeid aan en de lamp begon vervaarlijk heen en weer te zwaaien. Daarop begon ook de schaduw van Paardjes hoofd heen en weer te glijden over het oppervlak van de tafel, met snelle en overdreven bewegingen. Dat duurde wel een volle twee minuten, twee minuten waarin die schaduw op de tafel al het hoofdschudden uitvoerde dat Paardje in zijn hele leven zou uitvoeren.

Na Paardjes huwelijk was Guo Bin de enige die een min of meer regelmatig contact met hem onderhield. Bij voorkeur wanneer de avond viel, trok Guo Bin zijn grijze windjak aan, en met zijn handen in zijn broekzakken liep hij van het ene uiteinde van de langste straat van de stad naar het andere, tot hij bij de deur van Paardjes woning kwam. Daar kromde hij zijn lange vingers en klopte op Paardjes deur.

Guo Bin vertelde aan zijn vrienden dat de sfeer die Paardjes nieuwe woning uitademde volledig door Lü Yuan werd bepaald. Overal, van de slaapkamer tot in de salon, hingen de muren vol met close-ups van Lü Yuan. De geschiedenis van die foto’s was begonnen toen Lü Yuan een maand oud was en ze liep door tot in het heden. In totaal ging het om drieëntwintig foto’s. Op slechts drie daarvan was Paardjes glimlach te zien, en telkens was hij geflankeerd door het veel betoverendere lachende gezicht van Lü Yuan. Guo Bin zei: ‘Als je niet nauwkeurig kijkt, krijg je Paardje misschien niet eens te zien.’

Guo Bin vertelde ook aan zijn vrienden dat het meubilair in Paardjes woning glinsterend roze was met witte onderstellen. De tapijten waren roomkleurig, de muren waren eveneens roomkleurig, zelfs Paardjes kleren, de kleren die hij sinds zijn huwelijk had gekocht, waren allemaal in roomkleurige varianten. Guo Bin was de mening toegedaan dat dit alles een weerspiegeling was van Lü Yuans ideeën of voorkeuren, en hij vroeg aan zijn vrienden: ‘Hebben jullie Paardje vroeger ooit in roomkleurige kledij gezien?’

‘Nee dus,’ zei hij zelf als antwoord op zijn vraag, en hij ging verder: ‘Sinds Paardje roomkleurige kleren is beginnen dragen, ziet hij er dikker uit, en hij is ook wat bleker dan vroeger.’

Guo Bin vertelde dat Paardjes appartement er uitzag als de studentenkamer van een alleenstaand meisje. Overal stond het vol met alle mogelijke soorten prulletjes, op de boekenrekken en in de kasten, allemaal diertjes, sommige van pluche, andere van glas, nog andere van bamboe. Zelfs op het bed lag er een enorme beer van zwart pluche. Helemaal anders was het met de spullen van Paardje. Je had zelfs niet eens een pen van hem op de tafel kunnen vinden. Alleen wanneer zijn kleren op het balkon hingen te drogen, was het mogelijk om in Paardjes huis een spoor van zijn bezittingen waar te nemen. Wanneer hij het had over de grote zwarte pluchen beer op Paardjes bed, kon Guo Bin een lach niet onderdrukken, en hij vroeg zijn vrienden, en tegelijk zichzelf : ‘Zou het kunnen dat Lü Yuan zelfs nu ze een getrouwde vrouw is nog altijd met haar beer in haar armen slaapt?’

Naarmate de tijd verstreek, groeide bij Guo Bin stapsgewijs de vertrouwdheid met alles wat zich in Paardjes huis bevond. Hij ging er prat op dat hij wel een halfuur met zijn ogen dicht door Paardjes appartement kon lopen zonder ook maar tegen één stoel aan te stoten. Bovendien vertelde hij dat hij de verdeling van de voorwerpen in Paardjes woning kende, welke spullen zich er in welke kast bevonden, kortom, waar alles lag. Als zijn vrienden geïnteresseerd waren, kon hij hun dat allemaal laten weten.

‘In de kast naast hun bed,’ vertelde hij, ‘is een lade en in die lade liggen al hun identiteitspapieren en al hun spaarboekjes van de bank. Die lade is op slot. Onder die lade liggen stapels onderbroekjes en beha’s van Lü Yuan, en ook nog sokken en sjaals.’

Wat Paardjes onderbroeken, sokken en sjaals betrof, daarvoor was er geen aparte plaats. Zij waren samen met alle andere kleren die Paardje had – winterkleren, zomerkleren, lente- en herfstkleren – in dezelfde kast gestouwd, waar ze op één enkele plank lagen. Op een keer was Guo Bin getuige van de noeste arbeid die Paardje moest verrichten om een simpel hemdje te vinden. Hij zag eruit als iemand die in een afvalhoop zit te rommelen. Eerst stak hij zijn hoofd in de kast, daarna verdwenen ook zijn schouders, en het duurde wel een halfuur voordat hij weer naar buiten kwam, met in zijn handen alleen maar een onderbroekje. Hij gooide het onderbroekje op het tapijt, waarna hij al zijn kleren in zijn armen nam en ze op het tapijt legde. Een kleine heuvel leek op het tapijt te zijn ontstaan, en voor die heuvel ging Paardje op zijn knieën zitten, en nog eens een halfuur later had hij het hemdje waarnaar hij op zoek was eindelijk gevonden.

Guo Bin gaf te verstaan dat hij de relatie tussen Paardje en Lü Yuan tot in de subtielste details kende. ‘Jullie kunnen je geen voorstelling maken van de relatie tussen die twee.’ Op die manier drukte hij zich tegen zijn vrienden uit, en om de geloofwaardigheid van zijn bewering te verhogen, gaf hij ter toelichting een voorbeeld.

Guo Bin zat op een stoel toen hij daarmee begon. Hij ging staan, liep tot vlak bij de deur, waarna hij zich omdraaide, zijn drie vrienden aankeek en begon te vertellen.

Twee dagen daarvoor, zei hij, toen hij naar Paardjes appartement was gelopen en net zijn hand had geheven om op de deur te kloppen, had hij gehoord hoe er binnen iemand aan het huilen was. Het gehuil klonk stil, bijna discreet, maar elk van de snikken was langgerekt, zodat Guo Bin de indruk kreeg dat zich binnen iemand bevond die zo verdrietig was dat hij zijn tranen niet kon bedwingen. Hij liet zijn opgeheven hand weer zakken. Een hele poos stond hij daar buiten bij de deur van Paardjes appartement, tot het gehuil zo stil werd dat hij het niet langer kon horen. De hele tijd vroeg hij zich af waarom Lü Yuan zo moest huilen. Wat was het dat haar zo’n verdriet bezorgde? Werd ze misschien door Paardje mishandeld? Maar hij had niet gehoord dat Paardje haar verwensingen naar het hoofd slingerde, hij had zelfs niet eens gehoord dat de twee tegen elkaar praatten.

Later, om precies te zijn, toen het gesnik al een poosje was weggestorven, zei Guo Bin tegen zichzelf dat Lü Yuan nu vast wel haar tranen had gedroogd, dus bracht hij opnieuw zijn hand omhoog en klopte op de deur. Het was Paardje die de deur kwam opendoen, en wat Guo Bin zo verraste was dat er tranen blonken in Paardjes ogen, terwijl Lü Yuan gezellig op de bank naar de tv zat te kijken met de afstandsbediening in haar hand. Nu werd het Guo Bin pas duidelijk dat het niet Lü Yuan was die zonet had gehuild maar Paardje.

‘Hebben jullie het begrepen?’ vroeg Guo Bin met een glimlachje aan zijn vrienden, waarna hij naar zijn stoel terugliep en op zijn gemak ging zitten.

 

Op zekere dag, meer bepaald in de middag van 30 juni 1996, ging Paardje naar het appartement van Guo Bin. Paardjes echtgenote Lü Yuan was de dag daarvoor naar Shanghai vertrokken, ze zou pas een week later terugkeren. Zo kwam het dat de eenzame Paardje aan Guo Bin moest denken, want Guo Bin bezat een rijke verzameling aan video’s, en Paardje wilde naar huis terug met een paar video’s die hij van Guo Bin zou lenen, om zijn eenzame bestaan op die manier wat op te fleuren.

Toen Paardje bij Guo Bin verscheen, was deze laatste net bezig aan zijn middagslaapje. Gekleed in een slipje liep Guo Bin naar de deur en liet Paardje binnen.

Zodra Guo Bin Paardje zag, opende hij zijn mond langzaam, geeuwde lang en sloom, en vroeg met tranende ogen aan Paardje: ‘En, is Lü Yuan vertrokken?’

Dat vond Paardje ietwat bevreemdend. ‘Hoe kan hij nou weten dat Lü Yuan op zakenreis moest?’ zei hij tegen zichzelf, dus vroeg hij aan Guo Bin: ‘Hoe weet jij dat Lü Yuan weg is?’

Guo Bin hief zijn handen en wreef de tranen uit zijn ogen. ‘Dat heb jij me gezegd’, antwoordde hij.

‘Wanneer zou ik jou dat hebben verteld?’ Paardje kon zich er niets van herinneren.

‘Tja, dan zal Lü Yuan het me wel hebben gezegd,’ zei Guo Bin.

Terwijl Guo Bin dat zei, liep hij naar het toilet en begon te plassen zonder de deur dicht te doen. Paardje ging op de bank zitten en keek naar Guo Bin die, zittend op het toilet, een reeks geeuwen produceerde. Met één hand wreef Guo Bin nogmaals de tranen uit zijn ogen, en met de andere trok hij aan de ketting om het toilet door te spoelen. Begeleid door geluiden van stromend water liep Guo Bin het toilet uit. Hij liep tot voor de bank waar Paardje zat, aarzelde een ogenblik, keerde zich om en ging op zijn bed liggen. Hij legde zich op zijn zij en keek Paardje aan.

In de hoek naast het balkon zag Paardje een camerarecorder liggen, en hij vroeg aan Guo Bin: ‘Van wie is die videocamera?’

‘Van mij,’ zei Guo Bin. ‘Ik heb hem een maand geleden gekocht.’

Paardje knikte, na een poosje zei hij: ‘Ik zou een paar videocassettes willen lenen.’

‘Wil je actie en geweld? Of romantiek?’ vroeg Guo Bin.

‘Een beetje van allebei,’ zei Paardje na er even over te hebben nagedacht.

‘Bedien jezelf maar,’ zei Guo Bin.

Meteen daarna zei hij ook nog tegen Paardje: ‘Actie en geweld liggen op de derde en de vierde plank van het boekenrek, romantiek vind je op de vijfde plank, en op het rechterdeel van de zesde plank. Terwijl Guo Bin met Paardje praatte, was hij de hele tijd met zijn handen de slaap uit zijn ogen aan het wrijven, en tegelijkertijd ging hij door met geeuwen.

Paardje liep naar het boekenrek, liet aandachtig zijn blik over de inhoud glijden en pakte een videocassette van de derde plank en eentje van de vijfde plank. Met de video’s in zijn hand draaide hij zich om en zag dat Guo Bin opnieuw zijn ogen had gesloten. Na enige aarzeling zei hij zacht: ‘Ik neem twee video’s mee.’

Guo Bins ogen gingen weer open, hij richtte zich op, en met zijn hoofd schuin ging hij rechtop zitten. Paardje zei tegen hem: ‘Ga maar weer slapen, ik ga ervandoor.’

Nu verscheen er een lachje op Guo Bins gezicht, een lachje dat er alsmaar vreemder uit begon te zien, toen vroeg hij aan Paardje: ‘Heb je geen zin in een beetje porno?’

Ook op Paardjes gezicht verscheen nu een glimlach. In één beweging sprong Guo Bin uit zijn bed, hij ging op zijn knieën op de vloer zitten en trok een doos onder het bed vandaan. Die deed hij open en Paardje zag dat ze voor de helft met video’s was gevuld. ‘Allemaal pornovideo’s,’ zei Guo Bin niet zonder trots.

Guo Bin vroeg aan Paardje: ‘Wil je porno uit Hong Kong of Taiwan? Of liever buitenlandse?’

‘Weet ik niet,’ antwoordde Paardje.

Guo Bin ging staan en toen hij zag dat Paardje niet wist wat te doen, klopte hij hem op zijn schouder en zei: ‘Pak gewoon maar een video, om het even welke.’

En dat deed Paardje. Die avond lag hij alleen in bed. Eerst keek hij naar een romantische prent die hem tranen in de ogen bezorgde, daarna naar een geweldfilm waar zijn haren van overeind gingen staan. Hij had beslist de pornofilm voor het einde te bewaren.

Hij stopte de videocassette in de speler, die intussen al flink warm was geworden, en terwijl de cassette terugspoelde, maakte hij van de gelegenheid gebruik om naar het toilet te gaan. Toen hij het toilet weer verliet, was de film teruggespoeld en automatisch gestart. Paardje zag een televisiescherm vol sneeuwvlokken, en na een paar minuten van flonkerende vlokken verscheen het beeld. Een vrouw lag spiernaakt op een bed. Haar gezicht was begraven in een donzig hoofdkussen. Ze had haar benen opgetrokken en tegen elkaar aan geklemd. Aan de linkerkant van het scherm verscheen eerst de arm van een man, daarna de schouder die aan de arm vastzat, en tenslotte de volledige rug van de man. Paardje zag hoe de man naar het bed toeliep, en hoe hij, daar aangekomen, zijn handen naar voren uitstak. De man tilde eerst zijn ene been op en dan het andere, en op zijn knieën kroop hij op het bed. Daarna duwde hij de benen van de vrouw uit elkaar en hij ging boven op haar liggen.

Paardje hoorde licht gekreun en meteen daarna zag hij hoe het lichaam van de man boven op dat van de vrouw begon te bewegen.

Paardjes aandacht werd getrokken door het trillende achterwerk van de man; het leek alsof de man beefde van de kou. Paardje hoorde hoe de man hijgde en op hetzelfde moment liet de vrouw een reeks kreunen horen. Daarna veranderde er zo goed als niets op het scherm. Op het bed trilden de twee lichamen boven op elkaar, intussen waren er ook een paar lichte schommelingen merkbaar. Aan dit saaie beeld veranderde een tijdlang niets, tot Paardje hoorde hoe ze allebei een schreeuw gaven. Daarna kwamen de op elkaar liggende lijven tot rust, alsof ze plotseling waren gestorven. Een poosje later veranderde de man van positie en maakte hij zich los van de vrouw. Daarop hoorde Paardje hoe de vrouw een langgerekt, grillig aandoend gekreun liet horen. De man zat nu op zijn knieën op het bed, met zijn rug naar de camera, en met zijn hoofd omlaag was hij iets aan het doen.

Paardje realiseerde zich dat de twee hun ding hadden gedaan, maar … ‘Waarom was er geen muziek?’ vroeg hij zich af.

Hij vond dat erg bizar. ‘Een pornofilm zonder muziek? Dat kan toch niet,’ zei hij tegen zichzelf.

De man was intussen weer gaan liggen. Hij lag schouder aan schouder met de vrouw, de twee staken hun benen omhoog en trokken samen een deken naar zich toe, zodat hun naakte lichamen bedekt werden.

Paardje hoorde hoe de man vroeg: ‘En, hoe was het?’

De vrouw zei: ‘Het was fantastisch.’

Een tijdje waren ze stil, toen noemde de man plotseling Paardjes naam, zodat Paardje schrok. Hij hoorde hoe de man zei: ‘Was ik beter dan Paardje?’

‘Veel beter’, zei de vrouw.

Paardje was zich net aan het afvragen of hij het misschien niet goed had verstaan, toen de man nogmaals zijn naam uitsprak. ‘Hoe doet Paardje het dan?’ vroeg de man.

‘Pestkop,’ zei de vrouw, terwijl ze de man een duw gaf. ‘Dat heb ik je toch al eens verteld?’

‘Maar ik wil het nog eens horen’, zei de man.

Op dat moment begon de vrouw te lachen en na een poosje te hebben gelachen zei ze: ‘Hij beweegt niet.’

‘Hoezo, hij beweegt niet ?’ vroeg de man.

‘Je bent echt een pestkop,’ zei de vrouw lachend.

De man herhaalde zijn vraag: ‘Hoe bedoel je, hij beweegt niet ?’

‘Als hij eenmaal bij me binnen is gekomen, beweegt hij niet meer… Man, ben jij een pestkop!’ De vrouw gaf de man nogmaals een mep.

‘Wat doet hij met zijn lijf?’ vroeg de man.

‘Zijn lijf rust op het mijne, zonder ook maar iets te bewegen drukt hij me plat, zodat ik zelfs niet meer kan ademhalen… Ben je nu tevreden?’ zei de vrouw.

‘En hoelang blijft hij daar zo op je liggen zonder te bewegen?’ wilde de man weten.

‘Soms duurt het lang, soms niet, het is wel al eens gebeurd dat hij in slaap viel terwijl hij zo op me lag,’ zei de vrouw.

‘Wat doe je dan als hij in slaap valt?’ vroeg de man.

‘Dan schud ik mezelf uit alle macht en duw hem van me af… Kan het zo?’ zei de vrouw.

De twee begonnen uit volle borst te lachen en toen ze uitgelachen waren, ging de man met een ruk overeind zitten. Terwijl hij zijn gezicht naar de lens wendde, kwam hij uit het bed en zei : ‘We gaan even naar onze opname kijken.’

In de man die naar de camera toeliep, herkende Paardje het gezicht van Guo Bin. Achter Guo Bin ging nu ook de vrouw rechtop zitten. Paardje keek naar het lachende gezicht van Lü Yuan.

Een week later keerde Lü Yuan terug naar huis. Toen ze de deur openduwde en naar binnen liep, zag ze Paardje zitten aan de tafel voor het balkon. Paardje was net zijn maaltijd aan het nuttigen. Vanzelfsprekend zag Lü Yuan de twee evenwijdige lijnen; ze zag ook hoe de stoom van een kom kokend hete noedels Paardjes gezicht helemaal rood had gekleurd. Ze gooide haar handtas op de bank, daarna zei ze tegen Paardje: ‘Ga beneden mijn koffer halen.’

Paardje sloeg de ogen op en keek haar heel even aan, waarna hij doorging met het nuttigen van zijn maal. Lü Yuan liep de keuken in, draaide de kraan open en plensde water in haar gezicht. Daarna begon ze met haar handpalmen zachte tikjes tegen haar gezicht te geven. Na een poosje pakte ze de gezichtsreinigingscrème van het rek en begon zorgvuldig haar huid te reinigen. Toen ze daarmee klaar was en terug naar de salon liep, was Paardje nog altijd met de grootste toewijding zijn maal aan het nuttigen. Lü Yuan keek in het rond maar kon haar koffer nergens zien, waarop ze aan Paardje vroeg: ‘En mijn koffer?’

Paardje ging door met het nuttigen van zijn maaltijd, ditmaal sloeg hij zelfs niet eens zijn ogen op. ‘En mijn koffer?’ vroeg Lü Yuan nogmaals.

Nog steeds gaf Paardje geen antwoord. Opeens klonk Lü Yuans stem een flink stuk luider. Ze schreeuwde naar Paardje: ‘Loop naar beneden en haal mijn koffer!’

Paardje sloeg zijn ogen op, pakte een papieren zakdoekje uit de doos op de tafel, veegde beschaafd zijn mond schoon en vroeg toen aan Lü Yuan: ‘Waarom heb je gezegd dat ik helemaal niet beweeg?’

Lü Yuan, die helemaal door het dolle heen was, had met een dergelijke vraag geen rekening gehouden en ze reageerde er dan ook niet op. ‘Ga beneden mijn koffer halen!’ riep ze keihard.

Paardje herhaalde zijn vraag aan haar: ‘Waarom heb je gezegd dat ik helemaal niet beweeg?’

Lü Yuan begon te beseffen wat er was gebeurd. Ze stopte met schreeuwen en in plaats daarvan keek ze Paardje strak aan. Ze zag hoe Paardje nog een papieren zakdoekje uit de doos nam en beschaafd het zweet van zijn voorhoofd wiste. ‘In werkelijkheid beweeg ik wel…’ zei Paardje.

Paardje stopte even en ging toen weer verder: ‘Op het cruciale moment beweeg ik wel degelijk.’

Toen hij dat had gezegd, liet Paardje zijn hoofd weer hangen en nuttigde de laatste twee happen van zijn noedelgerecht. Lü Yuan liep in alle stilte naar de slaapkamer, waar ze een tijdlang op het bed bleef zitten. Daarna liep ze in alle stilte naar beneden, en droeg zelf haar koffer naar boven.

Later gebeurde er helemaal niets. Mijn vriend Paardje heeft die drie video’s nooit meer aan Guo Bin teruggegeven, en Guo Bin is er tegen Paardje ook nooit over begonnen. In de dagen die volgden, trok Guo Bin zo nu en dan zijn grijze windjack aan, zoals hij altijd had gedaan, en met zijn handen in zijn broekzakken liep hij door de langste straat van de stad, tot hij bij de deur van Paardjes appartement kwam, daar kromde hij zijn lange vingers en klopte op Paardjes deur.

Over de auteur:

Over de vertaler:

Jan de Meyer (1961) is vertaler. Hij publiceerde onder meer Leyuan, de tuin van het geluk (2009) en vertalingen van Liu E, De reizen van Oud Afval (2010), Wunengzi, Nietskunnner. Het taoïsme en de bevrijding van de geest (2011) en van de roman Broers van Yu Hua (2013).