thema:

Het onmogelijke Havanna van Antonio José Ponte

Ruïnes, maar ook gebouwen die tegen alle logica in overeind blijven, geruïneerde levens, maar ook mensen die op wonderbaarlijke wijze weten te overleven en er het beste van maken: het werk van Antonio José Ponte staat mijlenver af van het beeld dat we doorgaans krijgen van een zonnig en met muziek en dans overgoten Cuba. Ponte, die tot 2006 op Cuba woonde, schildert in zijn verhalen het hedendaagse Cuba van binnenuit en geeft een stem aan de ontgoocheling van de generaties van na de revolutie.
Hij werd in 1964 geboren in Matanzas, een havenstad ten oosten van Havanna waar volgens hem de tijd stil leek te staan. Tijdens zijn jeugd was Matanzas al een stad van vergane glorie en dat heeft hem duidelijk getekend. Op zijn vijftiende verhuisde hij naar Havanna, de stad die het duidelijkst aanwezig is in zijn verhalen. Het verval van de koloniale architectuur heeft hem geïnspireerd tot zijn overpeinzingen over ruïnes. Ponte ziet ruïnes als dé metafoor voor Cuba, het thema komt veelvuldig voor in zijn werk.
Hoewel hij van jongs af aan schreef, koos Ponte in Havanna voor een opleiding tot waterbouwkundig ingenieur. Het was een negatieve keuze: de Cubaanse letteren werden in de jaren tachtig geplaagd door censuur en verboden. Toch zou hij uitgroeien tot een veelzijdig schrijver van verhalen, gedichten, romans, essays, filmscenario’s en journalistiek werk. Zijn technisch oog voor structuren is duidelijk zichtbaar in het hier vertaalde verhaal Een kunst van het maken van ruïnes. Het wonder van evenwicht van een stad die op het punt staat om in te storten, maar toch overeind blijft ontsnapt niet aan het oog van de ingenieur.
Na de ineenstorting van de Sovjet-Unie verloor Cuba zijn bevoorrechte relatie met de Oostbloklanden en zonk de Cubaanse economie diep weg. Er brak een zware tijd aan, bekend als de ‘speciale periode in vredestijd’. Voor schrijvers waren de jaren negentig extreem moeilijk, ook door de schaarste van papier. Weinigen konden meer publiceren dan een enkel gedicht of verhaal en Ponte vormde hierop geen uitzondering. Er vond een massale uittocht van kunstenaars plaats. Ponte bleef op Cuba, publiceerde uiteindelijk een paar boeken handmatig en wist later ook de aandacht te trekken van buitenlandse uitgeverijen, wat aan het eind van de jaren negentig oogluikend werd toegestaan.
 
Het hier vertaalde verhaal vindt plaats in een Havanna dat worstelt met twee hedendaagse stadsproblemen: overbevolking door de trek van het platteland naar de hoofdstad en het fysieke verval van de gebouwen in de stad, vooral in het oude centrum. Het verhaal stelt Havanna voor als een stad ‘die naar binnen groeit’, een stad die bijeen wordt gehouden door de spanning tussen twee fenomenen. Het ene is de ‘verkrotting, de capaciteit die een overbevolkte stad heeft om steeds meer woonplekken te maken binnen dezelfde fysieke grenzen. Het andere is de ‘wonderbaarlijke statica’, ofwel het feit dat veel gebouwen die volgens structuurberekeningen in zouden moeten storten toch overeind blijven.
Ponte heeft vaker opgemerkt dat het hier om twee onmogelijkheden gaat. De onmogelijkheid om zoveel mogelijk levens te proppen in een zo klein mogelijke ruimte en de onmogelijkheid van een structuur die intact blijft terwijl dat technisch en theoretisch onverklaarbaar is.
De hoofdpersoon van het verhaal ontdekt nog een derde onmogelijkheid: het ondergrondse Krotterije, een stad waar de ruïnes van de bovengrondse stad weer worden opgetrokken, een stad die een replica is van het Havanna voordat de gebouwen in begonnen te storten. Tussen ondergrondse en bovengrondse stad bestaat een soort parasitaire relatie: de ondergrondse voedt zich met de ruïnes van de bovengrondse en belegert de bovengrondse stad door haar fundamenten aan te tasten.
Krotterije is een non-plaats zoals die vaker voorkomt in het werk van Ponte. Maar deze non-plaats lijkt bijna een utopie, een missie om het verleden van de stad als ideaal te behouden. Daarmee wordt er steeds meer leven uit de originele stad weggehaald.

Zo zijn niet alleen de buitenlandse toeristen gefascineerd door de vergane glorie en de ruïnes van Havanna, maar zeker ook Ponte zelf. In een interview bekende hij dat hij ineenstortingen ooit in de eerste plaats zag als een kans voor een nieuw perspectief, een nieuwe opening, en dat het lijden van de mensen die erin woonden en die hun huis of zelfs hun leven verloren pas daarna kwam. Dat is immers een groot verschil met ruïnes uit de oudheid: deze ruïnes worden bewoond. Ponte citeert in een van zijn essays Jean Cocteau die heeft gezegd dat ruïnes een ongeluk in slow-motion zijn, veroorzaakt door verwaarlozing.
 
Ook in de hier vertaalde gedichten storten muren en gebouwen in en speelt verval en het verstrijken van de tijd een grote rol. Opvallend is dat er duidelijk dwarsverbanden bestaan tussen de verhalen en de gedichten van Ponte. Na het lezen van Een kunst van het maken van ruïnes denk je bij de ‘verticaal groeiende familie’ uit het gedicht Zitplaats in de ruïnes niet alleen aan een stamboom, maar ook aan de barbacoas van Havanna. Het gedicht Parallelle levens komt bijna letterlijk voor in het verhaal Corazón de skitalietz en ook worden sommige versregels op een andere manier uitgewerkt in weer andere verhalen.
Steeds weer terugkerende thema’s van Ponte zijn het eiland, het isolement en de onmogelijkheid om aan het eiland te ontsnappen, verval, schaarste, ontgoocheling, de geschiedenis, de opeenstapeling van levens en generaties. Of zoals verwoord in het gedicht In de oude hoerenbuurt:
 
 
‘In de buurt van de herhaalde gebaren telt de lucht zoveel lagen
als een taart van bladerdeeg.
De stapelingen, de opeenhoping
van een generatie bovenop alle voorgaande,
de humus van mensen als een last gevoeld.
Als op geen enkele andere plek kan worden gepraat over hoe diep het verleden is.’
 
 
 
Bronnen:
Esther Whitfield: voorwoord bij Un arte de hacer ruinas y otros cuentos.
Damaris Puñales-Alpízar: La Habana (im)posible de Ponte o las ruinas de una ciudad atravesada por una guerra que nunca tuvo lugar
.

Over de auteur:

Melani Reumers (1967) is in april 2013 afgestudeerd aan de Vertalersvakschool als literair vertaler Spaans. Vertalingen van haar hand zijn eerder gepubliceerd in nummers van KortVerhaal en Terras; verhalen van Antonio Ortuño, Antonio José Ponte en Guadalupe Nettel en gedichten van Antonio José Ponte. Sinds kort schrijft ze ook, zowel in het Nederlands als in het Spaans. In januari 2014 verschijnt een Spaanstalig verhaal van haar in een bloemlezing van Aula de Escritores in Barcelona.