I
Alzo de waanzin Abbottabad, nu alles
zich met zwart materiaal bedekt: as
van torens, Noordpakistaanse nacht en ook
die ouwe, in volle zee begraven pluisbaard.
Groot bunkergevoel vandaag. Mét rommelmaag.
Ongefilmd blijft de zijkamer waar ze een dood kind verhoren.
RAZEND ZWEEPT GODS TOORN de heli het terrein over,
stroboscooplampen pikken twee bruine ogen op, meer niet.
Kool, aardappels en hasj op de binnenplaats.
Dan rest er nog één ding. Bloed. Je hoort de vermomde mensen,
vloeken, ERUIT, WACHT, metaal, kabaal. Geen geluid.
II
Of wat, Slim Shady van de Waagplatz, zie je daar
als man zonder baard, opgefraaid onder de frotté tulband,
voor je tv-tje, Slim Shady IN JE DROOM?
Bent ’n magische broer van me. Weet koppig te zwijgen. Wacht af
en word een duisterder buit. Blijf onverschrokken.
(Je mag de ruimte nooit zien: daar is een dood kind verhoord.)
Razend zweept (geen gijzelaars) Gods toorn (en geen purper)
de kop (geen licht) van de bezetene (geen heavy metal).
Je hebt alleen een zakje AURORA,
een zakje SARIN, en je koortsige blik op soms
rozenkleurige moskeeën, nerveuzere huid.
Aan de vermomden
Vertaling: Ton Naaijkens