Vitale hopeloosheid
Christian Oster (Parijs, 1949) debuteerde in 1989 als romanschrijver met Volley-ball en schreef in totaal achttien romans. Samen met Jean Echenoz, Jean-Philippe Toussaint en Christian Gailly wordt hij wel gerekend tot een stroming die wordt aangeduid als ‘les minimalistes’, ‘le nouveau nouveau roman’ of ‘les impassibles’. Kenmerken van deze literatuur zijn een minimalistische intrige, grote aandacht voor stijl, vertelplezier en droge humor.
Ondanks de herkenbare, onnavolgbare osteriaanse toon baadt elk van zijn boeken in een eigen sfeer en geeft Oster in zijn oeuvre blijk van grote inventiviteit. Zijn hoofdpersonage is doorgaans een uitgesproken antiheld, een mannelijke ‘ik’ die vaak net door zijn geliefde is verlaten, ofwel zijn oog op een vrouw heeft laten vallen en met een innemende onhandigheid probeert haar te veroveren. Ze compenseren (of verergeren) hun onvermogen in sociale situaties vaak met ingewikkelde, plechtig verwoorde redeneringen in een poging grip te krijgen op de wereld, en in het bijzonder op amoureuze aangelegenheden. De aandoenlijke klunzigheid van de hoofdpersoon zorgt voor een spannende combinatie van afstand en betrokkenheid.
Het hierna vertaalde fragment komt uit Mon grand … lees meer