thema:

Dwalen (fragmenten)

Vertaling:

In den beginne riep God: ‘Er zij jicht!’ en sindsdien kunnen we hem maar moeilijk serieus nemen.

*

De mannen die ik heb ontmoet, wegen geen grammetje te veel. Hun onderhuidse vetweefsel zou alles bij elkaar ternauwernood een goudgerand koffiekopje vullen. Maar ik zou er alle knarsende deuren mee kunnen smeren, dan was het niet zo onmiskenbaar: hoe ze komen, hoe ze gaan.

*

Er zijn mensen die beweren dat sterrenkunde, in zowel observationele als theoretische vorm, troost en perspectief kan bieden. Ik loop naar de binnenplaats van mijn woonblok om een idee te krijgen van de verhouding tussen het heelal en mijn directe omgeving. Vanaf de binnenplaats tel ik drieëntwintig sterren. Daarna tel ik zesenveertig ramen, waarvan er zeven verlicht zijn. Ik overdenk dit. Ik begrijp het niet.

*

Ik denk best veel na over zelfmoordkandidaten in de natuur. Er schijnen kuddes suïcidale lemmingen te bestaan, wat mijn interesse zou kunnen wekken maar het niet doet. Ik heb meer sympathie voor rendieren. Ik geloof dat het zelfdestructieve patroon van rendieren een-op-een vertaalbaar is naar dat van mensen. Doorgaans leven ze in het noorden van Zweden en lopen ze in hun eentje door het bos met een drinknap koffie met brandewijn, totdat ze zo tegen hun vijftiende alle levenslust verloren zijn en in de berm gaan staan wachten. Als er dan een auto met hoge snelheid aankomt, lopen ze waardig de rijbaan op om een einde te maken aan de ellende. Meestal is het een privéceremonie zonder andere rendiergetuigen. Meestal is het een witte Volvo 245. Vlak voordat het voertuig hun flank ramt, bedenken ze dat ze het Louvre nog hadden willen zien. Verder hebben ze geen spijt. Ze sluiten hun ogen en dan is het voorbij.

*

Een glimlach is een louter verbindende handeling. Je leert al snel dat mimiek tijdverspilling is zonder iemand in de buurt om die waar te nemen. Meestal lopen mijn gelaatstrekken als modder over mijn beenderen.

*

Het is 14 februari en er zijn voortekenen bij de vleet. Ze noemen het een bijzonder milde winter. De hazelaars beginnen voortijdig te bloeien. Ongeruste luisteraars bellen naar Sveriges Radio om te vragen hoe het nou moet als het toch nog gaat sneeuwen, als de sneeuw komt als een engeltjesmaakster in de nacht en de hazelaartjes laat verhongeren. Als de mereltjes vastvriezen aan de telefoondraden en het hele telecommunicatienetwerk platleggen, zodat niemand nog iemand kan bellen.

‘Maar zo ernstig is het allemaal niet,’ zegt Göran Wesslén, ecoloog bij de provincie Gävleborg.

Ach Göran, wat weet een ecoloog nou van ernst.

*

Het schijnt dat alle landmassa ter wereld tweehonderd miljoen jaar geleden één groot continent vormde. Ik vraag me af of de mensen toen vaker bezoek kregen, of ze koekjes voor elkaar meebrachten.

*

Ze hebben een grijze panty over Malmö gespannen die de hemel verduistert. Vaak maakt de ruwe architectuur per ongeluk gaten in de panty, zodat er lange scheuren ontstaan in het firmament. Door al die openingen stromen grote wolken naar binnen en boven het Hilton en de vechthonden stort de regen neer. Er zijn toevluchtsoorden, parken waar de kersenbloesem ontluikt als badzeepjes. Ouwe dametjes zijn zo slim geweest hun paraplu’s mee te nemen, zonder hun pas te vertragen klappen ze die uit in een nauwkeurige choreografie. Plotseling word ik omringd door een kudde kinderen en ik kan het niet laten me te verwonderen over hun beheersing van het Skånse dialect. Ik probeer zachtjes de keel-r, die is best lastig.

Het land strekt zich te ver uit, de zuidelijke dichtheid van bebouwing en loofbos maakt me duizelig. Onvermijdelijk vluchten mijn gedachten naar denkbeeldige inrichtingsprojecten in huiskamers en caravans die ik nooit bezeten heb. Mijn eigen oppervlak, mijn vrijheid. Een visioen van een eenzaam rubberbootje op de rivier de Luleälven, op de plek waar die uitmondt in het meer Vajkijaure, ten noordwesten van Jokkmokk. Hoe mijn vingertoppen rusten op de zachte oppervlaktespanning.

Dan pas kan ik verder.

*

Ik kom erachter dat Marvel Enterprises de rechten bezit van meer dan 5000 personages. Je zou alle mensen die je in de loop van een heel jaar in de ogen kijkt haast kunnen vervangen door stripfiguren. Je zou het haast doen.

*

Er kwam een huisbaas langs. De koffie schoot me in het verkeerde keelgat toen ik plotseling besefte: hij daar, hij is het leven. Het hele. Rouwgerande.

*

Sommige avonden is het zo erg, dat ik Freule Julie twee keer helemaal moet lezen voordat ik kan slapen. Andere avonden drie keer.

*

Mijn vader heeft ongetwijfeld wat Waals bloed door zijn aderen stromen. Hij heeft een hoge bloeddruk en de beste algemene ontwikkeling van iedereen die ik ken. Hij is pijnspecialist en hij stuurde me ooit een bijzonder bondige ansichtkaart vanaf The World Congress of Pain in Texas. Als mijn vader een lijstje moest maken van de meest wezenlijke dingen in het leven, zou dat er waarschijnlijk als volgt uitzien: 1. Gezin, 2. Tuin, 3. Sciencefiction. Mijn vader heeft me op de hoogte gebracht van het belang van regelmatige gebitsreiniging, de subtiele kleurschakeringen van eersteklas whisky en de geneugten van het instituut zwembad. Toen ik negen jaar oud was nam mijn vader chirurgische instrumenten mee uit het ziekenhuis om onze rat te opereren aan een kwaadaardige tumor ter grootte van een golfbal. De rat doorstond de gecompliceerde ingreep en leefde nog twee jaar vreedzaam voort. Daar ben ik eeuwig dankbaar voor. Maar toen mijn vader vorig weekend bij me langskwam, stelde hij op een ochtend de meest onvergeeflijke van alle vragen: ‘Voel je je hier nooit eenzaam?’

‘Eenzaam?’ vroeg ik. ‘Ja,’ antwoordde hij, ‘het is hier zo ontzettend stil.’ Eenzaam. Eenzaam. De vraag stampte en schuurde, schuurde en stampte mijn afweermechanismen tot fijn zout, dat ik daarna nauwkeurig in mijn schrammetjes strooide, totdat die zich ontvouwden tot etterige binnenzeeën. Eenzaam?

Sindsdien heb ik niet één keer diep durven inademen, want ik weet dat de bibbers diep in mijn longzakken op de loer liggen. Mijn stemming is een hard aangetrokken elastiekje, gericht op een draaglijk dagelijks bestaan. Ik heb geen rekbaarheid voor dat soort vragen. Eenzaam?

De rat was trouwens een vrouwtje dat Bernard heette. Toen Bernard uiteindelijk heenging, legden we haar in een lichtblauwe plastic ijsdoos, op een bedje van watten. De doos zetten we midden op de bevroren Luleälven, waarna we ‘What shall we do with the drunken sailor’ zongen en wachtten op de lente.

*

Er kwam een elektrotechnisch installateur langs. Hij zei dat ik zwakke zekeringen had. Dat was een persoonlijke aanval.

*

Om verwarring te voorkomen, is het belangrijk om maatstelsels vast te leggen. In 1889 vervaardigde het BIMP (internationaal bureau voor gewichten en maten) een aantal standaardmeters, die verdeeld werden onder de landen die de meter wel zagen zitten. De Amerikanen waren niet erg onder de indruk. Toch worden trans-Atlantische muffins bijna op precies dezelfde wijze bereid als Europese, met theelepeltjes en eetlepels, een ei en bijvoorbeeld bosbessen. Het enige verschil is dat zij cups gebruiken in plaats van milliliters en dat de u wordt uitgesproken als a. Maffin.

Er zijn veel meer meetbare fenomenen dan alleen suiker en afstand. Maatstelsels staan over het algemeen sceptisch tegenover subjectiviteit, maar bepaalde verschijnselen, zoals pijn, kunnen nu eenmaal niet zo gemakkelijk begrepen worden door een neutrale standaardmeter. Maar wees niet bang, iemand heeft daarover nagedacht en heeft toen de Visueel Analoge Schaal (VAS) en de verbale en numerieke pijnschaal uitgevonden, en natuurlijk de gezichtjesschaal, die geschikt is voor de allerkleinsten.

Wat we nog missen is een maatstelsel voor gevoelens. Ik denk dan met name aan liefde. Ik denk dan met name aan hoe na de opmerking “Ik hou van je” doorgaans de vraag “Hoe veel dan?” volgt. Die wordt niet vaak hardop gesteld, omdat de meeste mensen intuïtief begrijpen dat het een domme vraag is. Maar de domheid ligt eigenlijk niet in de vraag zelf, eerder in de formulering.

Laten we even reflecteren over andere manieren om onze vraag naar een specifiekere liefdesverklaring op te werpen.

‘Ik hou van je.’

  1. a) ‘Hoe ver?’ b) ‘Hoe zwaar?’ c) ‘Hoe lang?’ d) ‘Hoe warm?’ e) ‘Hoe snel?’

Je krijgt meteen al een duizelingwekkend vermoeden van de opties om de boodschap effectiever te maken. Voeg daaraan de mogelijkheid toe de aard van de liefde vast te stellen met behulp van begrippen als joule, herz, watt, volt, pascal of lux. Een bevredigende gedachte, toch? En dan hebben we het SI-stelsel nog niet eens verlaten!

Op het eerste gezicht zou je kunnen denken dat de taal het maatstelsel is voor de liefde. Dat iemand die liefheeft dat kan en zal uitdrukken in de maateenheden (woorden) en voorvoegsels waar juist die liefde om vraagt of (o, verbazingwekkende gedachte!) uit bestaat! Maar die hypothese houdt geen stand. Ze mag geen standhouden.

Want jij bent zo stil.

*

Ik heb een tijdje een wiskundige gekend. In de beginfase van onze relatie vroeg hij me: ‘Hou jij van iets anders dan wiskunde?’ en ik bedacht dat er in deze wereld veel verschillende uitgangspunten bestaan.

Gisteren las ik dat FE4III[FeII(CN)6]3 hetzelfde is als Pruisisch blauw. Eerst beschouwde ik die wetenschap als onzaligmakend, even voelde het alsof de poëtische filters van het leven van mijn ogen waren gerukt en het universum een lab was geworden. Buretten, pipetten, witte jassen, de hele sterrenhemel in de kristalliseerschaal van een grijpgrage middelbareschoolleerling. Je snapt het beeld, ik voelde me er heel onprettig bij. Maar al vrij gauw bemerkte ik een andere, aangenamere sensatie. Het was alsof ik mijn leven tot dan toe had doorgebracht in een extravagante zeventiende-eeuwse Franse banketbakkerij van drie bij vier meter, en nu ineens de frisse lucht in gesmeten werd. ‘Verlossing, Elin, verlossing!’ fluisterde ik verrukt en slikte in mijn enthousiasme achtduizend waterstofmoleculen door. Want weet je, als zoiets buitengewoons als Pruisisch blauw samengevat kan worden in een simpele formule, dan is niets te groot om uit te leggen. En met al deze inzichten begrijp ik bijna, zo verschrikkelijk bijna, wat ik eigenlijk zeggen wil.

Uit: Elin Ruuth, Fara vill, Albert Bonniers Förlag 2010.

Over de auteur:

Elin Ruuth (1986) werd geboren in Luleå, in het noorden van Zweden. Ze studeerde aan de hogeschool voor drama in Stockholm en woonde een tijd in Malmö, waar ze haar debuut Fara vill ('Dwalen') schreef. De bundel verscheen in 2010 en werd zeer lovend ontvangen door de Zweedse pers. Sindsdien schrijft Ruuth teksten voor theater en radio en is ze werkzaam als cultuurrecensent. In 2010 ontving ze een grote cultuurprijs van de provincie Västerbotten. Ze werkt momenteel aan haar eerste roman.

Over de vertaler:

Eline Jongsma (1991) studeerde Scandinavische talen en culturen aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ze volgt momenteel het tweede jaar van de master Literair Vertalen, waar ze vertaalt uit het Zweeds en Engels. In juni 2016 ontving ze een door het Nederlands Letterenfonds gesubsidieerde Talentbeurs Literair Vertalen. Ze werkt op dit moment aan een vertaling van Ninni Homqvists verhalenbundel Biroller, die zal verschijnen bij uitgeverij Wilde Aardbeien.