thema:

In de stad

Vertaling:

De stad bestaat uit veel onderdelen.

INTHECITY

Ze is ondoorgrondelijk.

Sommige dingen ken ik
en sommige niet.
Wat ik niet begrijp teken ik.

Ik zit aan een tafel met een vel papier voor me, niet altijd in mijn atelier. Soms zit ik in mijn keuken en soms in het appartement van een vriend.

Vandaag liggen er op mijn tafel (130 bij 700 centimeter) een heleboel dingen: stukjes papier in allerlei vormen (uit grotere vellen geknipt), post (oude en nieuwe), horloges (oranje, blauwe en dat van mijn vader), reservebril (rond montuur), koptelefoon, kleingeld (Zwitserse franken en euro’s), plakband (gekleurd, papieren en mat), staaltjes, kauwgom (spearmint), inktvullingen (zwart, rood en blauw), pennen (0.1, 0.35, vulpen, brush, Bic), potloden (F en 2H), penselen (00, 01, 3, 5, 9), boeken(hardcover en paperback), bonnetjes (hobbywinkel en supermarkt), metrokaartjes (Parijs en Lausanne), gum, houtlijm, gele liniaal, ansichtkaarten, papiersnippers met aantekeningen, sjaal (rood met stippen), krant (drie dagen oud), schetsblokken (kleine en grote), kopjes (van verschillende grootte, voor warm water, koffie, whisky), potjes voor verfwater, theepot (voor groene thee), drie verfdozen (aquarel), inkt (helrood, gebrande omber, neutraal grijs), lamp, schaar, gele post-its en mesje.

Al deze voorwerpen maken samen het kunstwerk. Veel ervan draag ik al tijden bij me; ze hebben dezelfde schaal als mijn hand. Ik hou ze vast. Ik stop ze in mijn zak.Ik gebruik ze en als ze op zijn of kwijt schaf ik nieuwe aan.

Ik kijk uit het rechthoekige raam achter mijn tafel naar beneden, naar een straat waar ik alles minder goed ken. De schaal is anders. Het is grootschaliger maar bestaat ook uit veel onderdelen: het bewegende verkeer, de langslopende mensen (van links naar rechts en van rechts naar links), de wachtende mensen (van wie er een aantal op de hoek van de straat staan te roken), de gele wegmarkeringen, de blauwe verkeersborden, het rood-met-witte lint tussen bomen, het witte zebrapad, de geparkeerde taxi’s, de bouwsteigers, de trappetjes, de winkelentrees, de bankjes, de ramen, de deuren, de vuilcontainers, de balkons, de afdaken, de schoorstenen, de hond, de straatlantaarns, de zwerfkei op de hoek, het kantoor ertegenover, de bomen, de aan het hek geketende fietsen, de helling en kromming van de weg, de haag, het lapje gras aan het eind van de straat, de puntdaken van de gebouwen in de verte, het hotel dat wordt gerestaureerd, de aanplakbiljetten aan de muur, het eethuisje, de slager, de orthopedische schoenenzaak, de kaaswinkel, het appartement ertegenover.

De straat is onderdeel van de stad,
net zoals de tafel onderdeel van de kamer is.

De straat heeft een zekere lengte en de stoep een bepaalde breedte. Hierop vinden de tegenstrijdigheden van de dag plaats. Leegte en drukte. Routine en toeval. Alledaagsheid en spanning. Stilte en kabaal. Pracht en verdriet.

Als ik een nieuwe stad bezoek of terugkom in een stad die me nog steeds vreemd is, ervaar ik het onbekende; van de dunne lettertypes op de bordjes tot de maat van de melkpakken in de koelvakken – het gevoel dat je iets bijna kent, maar net niet helemaal. Het liefst loop ik door een stad. Het ritme van de ene voet na de andere schept ruimte om te kijken, stil te staan en te luisteren. Te observeren. Er zijn plekken waar ik nooit naartoe zal gaan en er zijn ruimtes waar ik eindeloos naar terugkeer. Ik leer een stad in flarden kennen, terwijl ik tussen torenhoge gebouwen loop, langs gevels vol uithangborden, deuren en ramen, en ongemerkt in een aangrenzende buurt beland, lopend door drukke en door verlaten straten – de ene boeiender dan de andere, maar stuk voor stuk onderdeel van dat wat wij de stad noemen.

Terwijl ik loop, kijk ik, niet alleen vooruit, maar ook naar boven, beneden, links en rechts. Niets staat op zichzelf – alles wat bestaat is aan iets anders verbonden; achter een geplette verpakking op de grond zit een verhaal. In dit kleine voorwerp schuilt tijd en handeling. Het begon zijn reis in een fabriek, kwam terecht in een bezorgbusje, in de schappen, in iemands zak en toen op straat, waar het veranderde door voeten en verkeer, werd verfrommeld, gevouwen en geplet. Het materiaal werd verwrongen en verkreukeld en de kleuren vervaagden. Het is nu iets heel anders.

Deze verpakking rust op een ondergrond die herstelwerkzaamheden heeft ondergaan maar nog steeds de tekenen van vroeger draagt – een gemakzuchtig getrokken witte streep, een slordige afbakening van het oude en het nieuwe. Binnenkort verschijnt er een nieuwe scheur waar een gele cirkel om wordt gespoten en die daarna zal worden gevuld. Deze ondergrond raakt aan de stenen gevel van een gebouw met zeventien verdiepingen.
Alles gebeurt tegelijk.

Terwijl je loopt komen er gesprekken voorbij, telefonische of van mensen onderling. Het gaat meestal over het wie? waar? en wanneer? Tijd is in de stad belangrijk en vertekend. Sommige mensen hebben er te weinig van en andere mensen juist te veel. Er zijn schema’s, dienstregelingen, openingstijden en sluitingstijden. Er is het historische en het moderne. Er is het blijvende en het vergankelijke.
Het gebeurt. Het gaat door.

De afvalwagens en bestelbusjes trappen de dag af en worden daarna verruild voor allerlei soortig verkeer, terwijl drommen mensen zich haasten om op een bepaalde tijd op een bepaalde plek te zijn. Daarna volgt er een luwte die halverwege de dag wordt onderbroken door collectieve eetlust en daarna nog een keer als iedereen weer tevoorschijn komt om terug te keren naar de plek waar ze de dag begonnen. De kantoren en winkels sluiten terwijl de huizen en restaurants vollopen. De nacht valt en de lichten gaan aan. De panden worden schoongemaakt, televisies gloeien en de schappen worden gevuld. De treinen en metro’s gaan gewoon door.

Er is geen eind. Er is geen begin.

 

Naar de inleiding op deze tekst door de vertaler Anniek Kool

letterenfonds-logoblue-jpeg
Deze vertaling kwam mede tot stand dankzij het pilot-programma voor beginnende vertalers in literaire tijdschriften van Het Nederlands Letterenfonds

Over de auteur:

Nigel Peake is geboren in Ierland, maar woont tegenwoordig in Parijs. Peake studeerde architectuur in Edinburgh en ontving een zilveren medaille van het Koninklijk Instituut van Britse Architecten. Van 2012 tot 2014 werkte hij als directeur voor het ALICE atelier van de Technische Universiteit van Lausanne. Peakes boeken verschenen bij Princeton Architectural Press en gaan onder andere over duisternis, steden, woestenijen, bruggen, schuurtjes en plaatsen.

Over de vertaler:

Anniek Kool (1990) is junior docent aan de Universiteit Utrecht en literair vertaler. Haar liefde voor het Engels is ontstaan toen ze als kind in Amerika woonde. Tijdens recentere langdurige verblijven in Rusland en Amerika raakte ze ook aan het Russisch verknocht. Anniek vertaalde Narcopolis van de Indiase schrijver Jeet Thayil voor Uitgeverij Leesmagazijn en ontving hiervoor een mentoraatbeurs van het Nederlands Letterenfonds. Samen met redacteur en vertaler Evi Hoste vertaalt ze I Love Dick van Chris Kraus. Deze vertaling zal in mei 2016 bij Lebowski Publishers verschijnen. Daarnaast vertaalt Anniek regelmatig voor literaire tijdschriften en voor culturele festivals zoals Crossing Border en Literaire Meesters.