vrij naar James Tate
Telefoon, de Premier aan de lijn
met een speciaal geheim verzoek.
Of ik iets voor hem zou willen doen.
Sympathieke vent lijkt me, dus
‘natuurlijk’ zeg ik ‘wat dan ook’.
Zou ik willen doen alsof er helemaal
niets aan de hand is. ‘Normaal’
zegt hij ‘kun je dat? Zou mieters zijn.’
‘Geen probleem, fluitje van een cent.
Al trokken ze mijn duimnagels uit
ik blijf gewoon gewoon doen.’
Hij bedankt uitvoerig, hangt op.
Ik brand van verlangen om iemand
te vertellen dat de Premier zelf
ik popel om de ramen open te gooien
en naar alle mensen te roepen
naar de schilders op de steiger aan de overkant
de vrouwen voor de dokterspost
naar Bert die zo’n beetje ín een bakfiets
op de hoek woont
naar de reiger op de gevlekte lantaarnpaal
het overtrekkende passagiersvliegtuig
‘normaal’ te roepen
en om aan jou aan iedereen
te vragen ‘ben jij ook, heeft hij jou ook’.
Maar dat kan dus niet.
Plots weegt de opdracht verpletterend.