Op dit moment hang ik een beetje scheef boven de dierentuin.
Een olifant geeft met haar schaduwbeeld vorm aan een miereneter.
Slurf is snuit, lijf veel slanker. Ik had ook onder de olifant kunnen
gaan zitten. Zodra het perspectief of standpunt wijzigt, ervaar je de
wereld anders dan je haar kent.
Ik gooi mezelf regelmatig in de lucht. Het stille punt waarop een
sprong verandert in een landing kan ik rekken. Vliegtuig. De tijd
tussen stijgen en dalen is mijn domein. De Cessna is mijn kamerjas,
alles daaromheen is mijn kamer: de hemel het plafond, het land het
tapijt, de horizon de plint, er zijn geen muren. Mijn kamer is voortdurend
anders ingericht. Of biedt vanuit een andere hoek hetzelfde
nog eens aan.
Soms is de frequentie op de headset niet goed afgesteld. Dan
knarst en piept het in mijn hoofd. Soms tranen mijn ogen door
de wind die door het open raam naar binnen stormt. Raken mijn
handen bijna te koud om een knop te bedienen.
Ik kijk met een snelheid van 42 knopen, tegen de wind in, naar
beneden. Langzamer gaat niet. Het land vertelt: ‘aarde’, ‘water’,
‘licht’. Elk verhaal dat ondanks alles tot me doordringt lijkt een
andere emotie bij me los te maken. We krassen door het uitzicht,
het uitzicht schrijft terug. Als in een tango is het onduidelijk wie er
leidt:
‘Links!’ roep ik… in de bocht gaat het vliegtuig steeds schever
hangen.
‘Vleugel,’ roep ik als die binnen mijn blikveld schuift.
De piloot corrigeert welwillend.
‘Wiel!’ Terugdeinend komen de banden in beeld.
Links en rechts. In het hart van de cockpit dirigeer ik mijn camera
van hier naar daar. Ik wil mijn kader schoon en de horizon op zijn plek.
De piloot trekt het vliegtuig zonder kantelen door de bocht. We gaan
slippend door de lucht. De wereld beweegt: in de delta van een tijdelijke
kreek op de wadden denk ik de afbeelding van een haas te herkennen.
Twee geulen in Schier tekenen een kus in de kwelder. Bruine tinten
op het strand van Texel. Het loof waait patronen in Opperdoes. Waar
ben ik? Wat breng ik mee naar beneden? We moeten terug. Ik knip
vensters uit het tapijt.
Aan de grond in Amsterdam verwerk ik mijn sprong. Ik bekijk de
foto’s op de computer. Herdenk het spoor dat ik trok. Val in gedachten
terug naar de momenten omhoog.