Maine, Vinalhaven; in de buurt van Sparrow Farm valt de avond over de baai. Ik sleep de kano het water in, klim aan boord en steek van wal.
Op het water is niks te horen, zo groot, zo groot. De maan draait naar het derde kwartier. Overmorgen zal het ‘neap tide’ zijn. Is mij verteld. (Dit is doodtij.) Ik verbeeld me dat ik de zon en de maan al een beetje voel trekken. De maan wint.
Vinal Cove is een ingesleten baai. Verderop is het graniet harder. Een nauwe doorgang verbindt dit water met zee. Maar ik hoef nergens heen. En ik hoef ook niet bang te zijn dat ik naar Penobscot Bay zal worden gezogen. Over een uurtje zal ik vanzelf weer naar de boerderij worden gestuwd.
Met zachte geluidjes tinkelt het water van mijn peddel in het water dat mij omringt. Maar zelfs dit kleine lieve carillon lijkt teveel. Ook de bomen aan de kant zwijgen. Hoog in de lucht hangen enkele witte wolkjes. De avond is nagenoeg leeg. Er is geen rimpeltje, geen wind. Ik laat de stilte aan het woord, til de steek op schoot, laat me dragen door het getij.
Het water is een spiegel, boven en onder gaan naadloos in elkaar over. Zwevend tussen blauw en donkerderblauw voel ik me een zeppelin.
Diep onder mij zie ik een zeearend patrouilleren. Een witkop. Een volwassen vrouwtje, denk ik; haar spanwijdte, schat ik, is minstens twee meter. Witte kop, gele snavel, ‘Bald Eagle’… in petticoat. Ze zet een glijvlucht in. Langzaam en stil. Dan houdt ze plotseling halt en blijft kort in de lucht hangen. Staart nog breder.
Het gebeurt dichterbij dan ik verwacht. Rechts, zes meter achter mij, spat het water omhoog. De grens is opgeschud. Het laken plooit. Ik val uit mijn droom. Hoorde ik nu ruis in de bomen? Alles in mij ontwaakt.
Ik keer de kano en peddel terug. Ik volg de arend in haar vlucht: ook zíj gaat huiswaarts. Ze draagt de vis haaks op haar lichaam. Vliegt moeizaam en traag. Ze laat hem los, vallend lijkt de vis nog één slag te zwemmen, voor hij het water raakt vangt ze hem voor de tweede keer. Nu met de kop vooruit en staart onder staart. Met haar vlijmscherpe klauwen doorpriemt ze het lijf van haar buit. Knijpt dood.
N-Haven Road volgend klapwiekt het silhouet van een bommenwerper over Black Sparrow Farm. Ik sjor de boot over het slik tot hij ver in de grasoever ligt. Haast me naar de keuken.