1
Theeblaadjes verwelkt in de zon worden geschud
en gekneusd zodat de randen rood worden
en de nerven transparant. Aan de bar eet een man
gekookte zijdewormen en hoest;
een vrouw stopt met praten en staart
naar het sterrenbeeld Perseus. Ooit
sloeg een handelaar een zwarte raku-kom kapot
toen die een theemeester niet bekoren kon,
weer samen gelijmd bleken de zwarte scherven
de textuur van moerbeiblaadjes te hebben.
Je passeert iemand die al telefonerend buigt
en de schok is een witgloeiende quark
die een spiralend spoor achterlaat in je geest:
je voelt hoe onmogelijk het is, in een veldgids,
om de groeicirkel van een paddestoel te bepalen
maar stuit je op rijen oesterzwammen
groeiend op dode populieren dan zie je
hoe in deze wereld niets nog van jou is.
2
Waar of onwaar:
termieten stoten methaan uit en dragen bij aan het broeikas-effect;
de huid van een kogelvis is dodelijk;
kruisen langs de wegen in Mexico markeren verkeersdoden;
de aarde is plat;
bij volle maan bevatten oesters hepatitis;
niemand heeft ooit een neutrino gezien;
vlinders dromen;
de vinnen van een kogelvis zijn altijd eetbaar;
oolong betekent zwarte draak, maar oo betekent kraai en long betekent draak;
hij hield van de rondingen van haar lichaam;
de zon draait om de aarde;
cafeïne stimuleert het centrale zenuwstelsel;
licht is een golf;
de geest is samengesteld uit het helderste helder en het duisterste duister;
context is cruciaal;
pfennig, xu, qindarka, centime, stotinka, qursh zijn munten;
de rauwe lever van een tijgerkogelvis
gevangen tijdens de winterzonnewende is een delicatesse;
ik bezit een mes waarin de namen van achtenveertig vissen zijn gekerfd.
3
Je zeeft sluiers van rood licht
glinsterend in de novemberlucht,
zeeft de gedachten van een terende dakdekker.
Door een gang lopend sta je even stil
en zeeft de hersens in een glazen kom,
zeeft het label hangend aan de pols van een lijk,
zeeft de gevouwen vleugels van een musje.
De heersende noties van het seizoen zijn
groen gevlekte melkzwammen die in de bergen
wijdverspreid drie dagen en een uur heersen.
Wat je moet verwerpen zijn ideeën van disjunctie
en collage, verwerp ook advies, lofprijzing.
Pas dan kun je kijken naar een kaart van Hangzhou
uit de Song-dynastie en de configuratie zien
van ionkanalen in het brein. Kun je kijken
naar een aboriginal zandschildering en daarin
een kosmologie van smart zien. Kun je kijken
naar de zwaaiende beweging van een tak
en voelen wat het is om een verschroeid
verschrompeld blad te zijn hangend aan de dood.
4
Ik staar in een zwarte kom en ruik
geroerde groene thee, zie gezwaai van staarten
en oranje koi die tegen een stroom optornen.
Zonlicht daalt door hoogste dennenbomen;
ik houd halt op een brug en het water
passeert onderlangs en door mij heen.
Zoals een pottenbakker van de dood een voorgevoel heeft
wanneer hij vermijdt rode glazuur te gebruiken op een vierkant bord,
leren we de vorm en de druk van een emotie kennen
als die voorbij is: een alleenspraak van wanhoop
eindigt als een schroeispoor van touw in je handen
en genot bloeit uit tot een gouden chrysant.
Draait het draaien roerloos als niets van jou is?
De geest vertraagt tot een groen gevlekte werveling;
ik raak de contouren aan van de zwarte scherven.
Voor zonsopgang snijdt een man alle
dagwindes af die in de tuin bloeien
en plaatst een ervan in een pot in een theekamer.
5
Zij smokkelden zijn lijk de stad binnen onder een stapel rottende zeeoren;
‘Heel beroemd’: ze knikten allemaal;
hij wist dat de daphne een verboden bloem was;
‘Klojo’, mompelde een restaurant-inspecteur
en plaatste een C in het raam;
zij slurpten noedels en lazen stripboeken;
hij spuwde vanaf het metroperron;
het geringste geluid stoorde hem zó dat hij een geluiddichte kamer liet bouwen;
witte muren, witte vloer;
zij bleef maar een slak in haar nek voelen;
voor de theeceremonie
plukte hij drie gentianen en deed die in een Acoma-pot;
zij begroef de placenta in een korenveld;
een jager ontdekt een honingzwam die groter is dan een blauwe vinvis;
wat opent en sluit zich, sluit en opent zich?
zij benam hem de adem;
hij doopt zijn penseel
schrijft het karakter ‘bloem’ en neemt daarin het karakter ‘geest’ op;
een gevilde olifantenhuid;
zij roerbakt theebladeren in een wok.
6
Rode klaprozen bloeien langs de muur;
ik kijk naar groene en onderliggende blauwe verf
die van een bank bladdert: jij rommelt in een schuurtje,
vindt een spintol en bemerkt het vet van
vele handen dat in de steel is getrokken.
In de rimpelende schaduwen, geglinster van water.
Ik zie gele irissen in een vaas op de keukentafel
en ruik bliksem; forenzen in het World Trade
Centre mogen roltrappen aflopen naar de metro’s:
het is altijd 5.05 uur; Su-wei bracht hem
vijfduizend gele pillen en zei dat zijn haar
als hij er iedere dag twaalf zou slikken
zou terugkeren, is dit een vorm van
sake slurpen gerijpt in een pot vol slangen?
Voetsporen onderwater in een rijstveld
en wolken op het wateroppervlak;
Altair en Vega tollen van verlangen:
de zon zakt achter de horizon in waterig goud.
7
Het mycelium van een honingzwam
gloeit in het donker. Wat weet een gele
ridderzwam van winter en lente?
Een boer drukt zijn vuist in klei
en vormt een kom. Zal de wereld blijven
voortduren zolang als twee Aboriginals
zingen en boomerangs laten klappen?
Een vrouw heeft de waterachtige glans
van een saffier en verandert in geel weerlicht.
Zij heeft een droom die lijkt op een geode:
konden we die openen dan zouden we
de tint hervinden van de eerste wereld.
Het licht door een schaal geperste octopus
heeft een rimpelende textuur die lijkt
op een schaduw die koel over huid golft.
In het donker vormt het tollen
en slingeren van een emotie een ster:
Sirius, Arcturus, Capella, Procyon, Aldebaran:
schaduwen van muggen bewegen nu
over een scherm van rijstpapier.