Ik heb niet meegedaan.
De mannen en een enkele vrouw zitten in een kring rond een paar tafeltjes waarop zich grote glazen zwart en goudkleurig bier in verscheidene gradaties van volte bevinden. Het zwart is in de meerderheid. In hun handen en op hun knieën houden zij voorwerpen waarmee zij min of meer synchroon geluiden maken. Elk van hen beweegt ten minste een van zijn voeten om de polsslag van de melodie bij te houden. Bij te houden of juist voor te zijn. Voor zover zij elkaar aankijken gaat het om heel korte blikken van verstandhouding. Wat zich buiten de kring afspeelt onttrekt zich aan hun waarneming. Niet dat ze het niet zouden kunnen zien maar het heeft domweg geen betekenis. Zij vormen hun eigen horizon. Wie daarbuiten valt bestaat niet.
De voorwerpen zijn gemaakt van hout en leer en dof blinkende metalen. Darmen en paardehaar. Eboniet ivoor en parelmoer. Dubbele rieten voor het snerpen. Een enkel stukje plastic waar dat niet anders kon. Zij blazen pompen strijken tokkelen slaan en bekloppen. Soms verheft zich de stem van een vrouw of een man om in een stervende taal een lied te zingen van liefde honger haat en ballingschap. Dan zwijgen de voorwerpen eerbiedig. Om daarna zonder afspraak weer voort te gaan nadat een van de mannen of de enkele vrouw een deun heeft ingezet. Twee maten zijn voldoende om de richting van de eendracht te bepalen.
Ik heb niet meegedaan. Ik had geen passende voorwerpen bij me. Maar was dat wel zo geweest dan is het geenszins vanzelfsprekend dat zij mij in hun midden hadden toegelaten. Ik ben van elders. Ik ben er niet.
Op een groene heuvel maar niet op de top ervan zijn in grove cirkels stenen opgesteld. De stenen zijn van verschillende grootte en vorm maar langwerpigheid lijkt in hun voordeel geweest te zijn. Of nadeel. Sommige liggen andere staan. De cirkels zijn niet identiek in diameter. Rechte lijnen van stenen benaderen de cirkels en strijken erlangs. De lijnen kennen allemaal ongeveer dezelfde oriëntatie. Tussen de cirkels een paar slordiger steenhopen. In een van de cirkels steken uit de bodem duizenden kleine puntige stenen omhoog.
Lichte regen over het gras de heide en de hoge venen. Bergen van geringe hoogte aan de einder. Een paar koeien en wat schapen. Een tweetal paarden naast een brokkelig muurtje. Een zwaan in het meer in de verte. Toen de cirkels werden geplaatst was het land hier nog bosrijk. Men vormde uitsparingen tussen het geboomte. Ze dachten hier moet een opening komen.
Op het eilandje midden in het door heuvels ingesloten meer staan de resten van een romaans kerkje dat allang geen dak meer heeft. Wie heeft bedacht dat het hier moest komen. Dacht hij hier is het ver genoeg en stil. Ingemetseld in de noordwand recht tegenover de ingang enkele reliëfs die nog veel ouder zijn. Een pelgrim met een staf. Een grijnzende priester met twee slangen in zijn handen. Een gorgo met een gapende kut. Zo had hij die hier woonde aanspraak. Of woonde hier naast otters en verwaaide kraaien niemand. Hielden de reliëfs alleen elkaar gezelschap.
Bovenop een brede heuvel bouwden met wede blauwgeverfde krijgers ruim tweeduizend jaar geleden van eikenhouten palen een enorme koepelhal die zij met zware keien opvulden. Zodra de ingenieuze constructie voltooid was hetgeen maanden in beslag moet hebben genomen staken zij haar in brand om haar vervolgens met aarde te bedekken. Een woonplaats voor de stenen. Een graf voor geblakerd hout. Een voetstuk voor het gras.
De cirkels dateren uit verschillende eeuwen. Eens moet men uit verbazing angst of liefde met de eerste zijn begonnen. Wat deed men wanneer de ontilbare stenen hun definitieve plaats toegewezen hadden gekregen. Bleef men erbuiten of begaf men zich juist naar het centrum. Of bleven sommigen buiten terwijl anderen de ruimte betraden. Mannen of vrouwen. Mensen in verscheidene gradaties van vruchtbaarheid. Was de cirkel een omheining of een afbeelding. Vormde hij een grijze horizon.
Onder de steenhopen zijn geen lichamen aangetroffen. De tangente lijnen corresponderen slechts gebrekkig met kosmologische verschijnselen.
De horizon roept een binnen en een buiten in het leven. Wat buiten de gezichtskring ligt bestaat voorlopig niet. Totdat het wordt ontdekt en zichtbaar is. Dat lijkt niet moeilijk omdat er tussen de stenen flink wat ruimte zit maar de blik vult de open plekken zo in dat de cirkel lijkt te zijn gesloten. Maar heeft men eenmaal het buiten gezien dan verliest deze cirkel zijn kracht en wordt het tijd voor een nieuwe. Men bedekt de oude cirkel om hem te vergeten en betrekt een volgend universum tot ook dit aan waarde begint in te boeten. Na negen kringen vond men het blijkbaar genoeg.
Doordat er zware mist hangt lijkt het meer onmetelijker dan het is. Aan de oever liggen de resten van een huis waarin de eerste monniken zich vestigden. Zij meenden dat het goed was hier de leegte te vereren. Hun lampen brandden op palingvet. Bij helderheid ziet men aan de overkant de berg waarop de heilige na de slang te hebben uitgebannen heeft gebeden tot de vogels en de struiken en de wolken. Dat is tientallen mijlen hiervandaan en meer dan vijftienhonderd jaar geleden. Naast de muurtjes staat een meters hoog stenen cirkelkruis waarop de geschiedenis is afgebeeld. De vrouw en de man bij de boom naakt. De drie jongens in het vuur met zang. De doorngekroonde koning. De onverbiddelijke scheiding der klassen aan het einde. Dan is de kringloop rond.
Een voetbal op het graf van een rossig ventje met een bril.
Sommige rivieren glijden niet zomaar naar zee maar wisselen althans in de buurt van hun monding vier keer per etmaal van richting. De zee zoekt vergeefs naar de bergen. Zout vervloeit met zoet. Zalmen en palingen kunnen wennen aan de overgang. De meander van de monding herhaalt zich in die van de brug die de scheiding der gemeenschappen ongedaan zoekt te maken. West en oost. Groen en oranje. Zuid en noord. Veen en burcht. Een pad van kolken strekt precies in het midden van de rivier zijn woedend malende raderwerk uit.
Binnen de wallen is het rustig. De vijanden zien elkaar niet of doen alsof dat zo is. Zei de bisschop hier niet dat zijn een gezien zijn is. In het plaveisel bronzen eikenbladen waar ooit terwille van een nieuw gebouw de heilige reuzen werden omgehakt. Buiten de wallen trekt ieder eigen cirkels waaruit de ander op straffe van vuur en zwaard geweerd wordt. Daar zet zich zondags ook de kring van hen die spelen. Zij spelen de veeldelige deun van de gouden ring.
Om het eiland rijst en daalt de laatste watervlakte.
Piet Gerbrandy is classicus, dichter, essayist en poëziecriticus. Zijn recentste dichtbundel was Smijdige witheid (2011).
-
Koop Terras
-
thema
- 24 Babel
- 23 Gat
- 22 Lusofonie
- 21 Jungle
- 20 Scandinavië
- 19 Naar water
- 18 Cariben
- 17 Theater
- 16 Over de grens
- 15 Afrika
- 14 Elders
- 13 China
- 12 Catacomben
- 11 Onze
- 10 Metalen
- 09 'Brussel'
- 08 Door de nacht
- 07 Nieuw land
- 06 On/ding
- 05 Maken en breken
- 04 Berlijn
- 03 Masker, ontmasker
- 02 Ruïne
- 01 Gereedschap
- 00 Uitzicht
- Extra
- Raaijmakers Project
-
Raster
-
Terras
- Terras heeft een ANBI status onder RSIN 8079.00.461