Blog | Laurens Ham, oktober 15, 2012

Reynaert (reactie)

Gerard Bouwmeester, promovendus Middelnederlandse letterkunde aan de Universiteit Utrecht, schreef een reactie op deze blogtekst. Hieronder volgt de reactie integraal.
 
 
Goedheid, slechtheid en ontmaskering: er waren voor Laurens Ham slechtere weken dan de vorige denkbaar om deze thema’s op Terras te bespreken dan de week die begon met de commissie-Samson en eindigde met Huys en Holleeder. Deze thema’s hebben een illustrerende bijrol in een stuk waarin de auteur betoogt dat wie oudere literaire klassiekers actualiseert moet waken voor ‘onnodig simplificeren’. Dat is volgens Ham wel gebeurd in Paul Geerts’ bewerking van Van den vos Reynaerde (VDVR), het Suske & Wiske-album De Rebelse Reinaert (DRR). Zonder iets af te willen doen aan het punt dat Ham maakt, zou ik wel graag drie kanttekeningen plaatsen bij zijn opmerkingen over het avontuur van de Vlaamse striphelden. Ik doe dat naar aanleiding van twee citaten uit het stuk van Ham.

(1) Ham vat het verhaal als volgt samen: ‘Suske, Wiske en Lambik, terechtgekomen in de Middeleeuwen, ontdekken dat niemand deugt; niet alleen Nobel en zijn gevolg zijn corrupt, ook Reinaert verandert in een regelrechte slechterik.’ Als ik Ham goed begrijp, bedoelt hij hier dat Reinaert in DRR, anders dan in het middeleeuwse verhaal, ‘regelrecht’ slecht is. Dat lijkt me te kort door de bocht. Er is veel voor te zeggen om ook de middeleeuwse Reinaert al als regelrecht slecht te zien: hij verraadt (bijna) alles en iedereen, moordt en doet moorden, foltert en doet folteren. De vergoelijkende gedachte dat Reinaert een soort Robin Hood is, die misschien wel foute dingen doet, maar in wezen een goed ‘mens’ is, lijkt me te modern. Er is voor zover ik kan zien althans geen aanwijzing dat Willem (die VDVR maecte) hem níet als ‘regelrechte slechterik’ af wilde schilderen. De enige goedheid (of in ieder geval, verminderde slechtheid) die Reinaert in het verhaal toont, is wellicht die tegen zijn gezin (en zelfs daar is nog wel wat op af te dingen, want hij lijkt een notoire vreemdganger; maar hoe modern is de afkeuring daarvan?), en juist die goedheid zien we óók terug in DRR, waar de vos zich profileert als liefhebbende echtgenoot en voorlezende huisvader. Kortom, een verschil in slechtheid is er volgens mij niet tussen de middeleeuwse en de moderne Reinaert.

(2) Na bovenstaand citaat gaat Ham verder met nog een vergelijking: ‘Van de ontmaskerende rol die hij in de Middelnederlandse tekst lijkt te spelen, is hier niet veel over.’ De impliciete tegenstelling, als ik Ham goed begrijp, tussen (moderne) ’slechterik’ en (middeleeuwse) ‘ontmaskeraar’ lijkt me onjuist om twee redenen. De eerste volgt uit het bovenstaande: de middeleeuwse vos is net zo goed een slechterik als de moderne. Belangrijker is het dat een slechterik ook een ontmaskeraar kan zijn. DRR draagt zelf een voorbeeld aan: Marc Dutroux. Over zijn slechtheid hoef ik het denk ik niet te hebben, maar heeft hij in de jaren negentig niet juist als geen ander als ontmaskeraar van de schijnveiligheid in België (en volgens mij niet minder in Nederland) gewerkt? Volgens mij op eenzelfde manier als de Reinaert van VDVR en DRR: hij ontmaskerde niet actief, maar legde met zijn handelingen de zwakheden van een systeem bloot.

(3) Tenslotte dan: Ham noemt Geerts’ DRR platvloers en populistisch en, zo blijkt uit het vorige citaat, niet ontmaskerend. Misschien kan ik hem ook daar nog tot second thoughts verleiden door de vergelijking uit de vorige punten verder door te trekken. De auteur van VDVR creëerde een in- en inslecht personage om dat wat foutgegroeid was in zijn wereld aan de kaak te stellen. Hij deed dat niet door in de vertellerstekst zijn publiek toe te spreken (wat in de tijd van VDVR niet eens bijzonder was geweest), maar via de handelingen van de personages, handelingen die passen in een tijdgeest, maar die uiteindelijk leiden tot een compleet demasqué. Volgens mij doet Geerts hetzelfde. De personages die figureren rondom Suske en Wiske doen doorlopend uitspraken die op de twintigste en eenentwintigste eeuw slaan; de al genoemde Dutrouxzaak, maar ook varkenspest, BSE, asielzoekersproblematiek en veelverdienende politici komen voorbij. Voor Ham reden om te concluderen: ‘Aan DRR ligt dus een populistisch sentiment over falende overheden en blunderende rechters ten grondslag.’ Dat sentiment is inderdaad breed aanwezig in het stripalbum, maar het is maar de vraag of het eraan ten grondslag ligt. Kan het niet zo zijn dat de makers er afstand van nemen door de huidige misstanden te kopiëren naar de verdorven wereld van Nobel en Reinaert, en misschien nog wel belangrijker: die van Nobel en Reinaert naar de onze? In dat geval is DRR niet populistisch, maar legt het de populistische tijdgeest bloot en is het voor de moderne lezer net zo ontmaskerend als VDVR voor de middeleeuwse.

Hams betoog tegen een oversimplificatie van oudere klassieken (‘waarbij het verleden slechts gebruikt wordt als spiegel voor het heden’) verdient bijval, maar juist dát betoog mag de bewerkingen (of mag men Suske & Wiske inmiddels al een ‘moderne klassieker’ noemen?) ook niet oversimplificeren.
 
Gerard Bouwmeester
 
 

Laurens Ham (1985) is literatuurwetenschapper en publicist. Hij werkt aan de Universiteit Utrecht aan een proefschrift over autonoom auteurschap in de Nederlandse literatuur vanaf de negentiende eeuw. Daarnaast doceert hij aan de UU en aan de Koningstheateracademie in Den Bosch. Zijn kritieken en essays gaan vooral over hedendaagse Nederlandstalige poëzie en literatuur van de historische avant-garde; ze verschenen onder meer in DW B, De Groene Amsterdammer, NRC Handelsblad, nY, Ons Erfdeel en Parmentier. Daarnaast publiceert hij blogberichten en poëzie bij Terras. In 2011 werd zijn essay ‘Multatuli, een zelfcreatie’ bekroond met de Vrij Nederland/Academische Boekengidsprijs.