Tijdrekening
Ik druppelde chocolademelk in de zee
en keek naar de zoete bruine stipjes
die oplosten in de heldere, zoute rust
van de Adriatische Zee om voor altijd te verdwijnen.
Vandaag ben ik op de dag af even oud,
zei mijn moeder, we hadden net ontbeten,
als mijn moeder op de dag dat ze stierf.
Ik dook van een rots in het water.
Ook ik wist vorig jaar tot op de dag precies,
want ik had het weken eerder uitgerekend,
wanneer ik op de dag af even oud was
als mijn vader toen ik geboren werd.
Het was een saaie, doordeweekse dag, een woensdag,
we zaten ’s morgens in bed koffie te drinken,
je stoppelbaard schuurde toen ik je kuste,
en van binnen schuurde het besef dat niemand
de zandloper nog een keer om zou draaien.
Tiresias
‘Soms schrik ik wakker uit mijn slaap
en weet ik niet wat ik ben,
jong of oud, meisje of jongen.
Ik moet mezelf aanraken:
mijn bezwete lijf in het klamme bed
is de enige zekerheid.’
Tegenover mij zit Tiresias,
hij liet de hond uit in het park
en we zijn gaan zitten op een bankje.
“Of het licht is of donker, maakt
al lang niets meer uit. De innerlijke klok
die de tijd van de dag kende, staat stil.
Ik leef al lang niet meer in het heden
alleen nog in voorspellingen en mythen
en verdwaal wel eens op straat.’
Hij steekt een sigaret op en krabt
het oor van de hond. ‘András,
kon ik het maar eens vertellen…
Want in mijn dromen ben ik altijd een vrouw,
wild en begeerlijk, onbereikbaar,
aan wie de mannen zich vergapen.
In mijn dromen speel ik met mijn eigen
borsten, mijn huid is zacht en fijn.
In mijn slaap vibreren de lichten.
Met zijn witte stok krabt hij zijn enkel
zijn hand en zijn gezicht vervellen.
De hond heeft een egel gevonden.
‘Het is nog maar een korte herinnering,
de mooiste tijd van mijn leven,
toen de mannen me nog begeerden.
Hij zucht, hij spuugt en kijkt weg.
Als je het fijn vindt een man te zijn,
pas dan op want je wordt misschien een vrouw,
zo dun is de scheidslijn tussen de twee.
Ik wist het niet, want als ik zwanger was geworden,
dan had ik vrouw en moeder kunnen zijn.