Te bang om te huilen
Eenenveertig
Op mijn vrije dagen reed ik naar het dorp. Ik kreeg nooit genoeg van die rit; nog steeds voelde ik de magie als ik naar de heuvels keek, een aanwezigheid die ik niet kon beschrijven. Ze was er altijd, en ze was altijd sterk. Elke keer verwachtte ik iets nieuws te zullen zien.
Soms kuierde ik langs de winkels, soms stuurde ik een kaartje naar Mam, soms ging ik naar de bioscoop. Maar ik eindigde telkens in het café.
Het café was altijd overvol. Het dorp zat in een bouw-boom en trok nieuwkomers aan. Ik maakte snel vrienden. Het grootste deel van mijn loon kwam in de kassa achter de bar terecht. Het was daar dat ik voor het eerst volbloed Aboriginals in een café zag zitten. Ik bekeek ze van op een afstand, en sprak nooit met hen. Er was een gevoel van gemeenschappelijkheid in dat café: … lees meer