Blog | , september 14, 2016

Vrouw

1.

Nog in halfslaap beginnen haar overwegingen. Resten van de vorige dag omvattend, maar ook wat bleef van het weerbericht.
Zij hoort tot de soort vrouwen die menen dat zij het weer beïnvloeden door hoe zij zich kleden. Gaan ze licht gekleed, dan breekt de zon vroeg of laat wel door. Speelt een licht getinte rok om haar benen dan past het licht zich aan.
Maar dit alles nog in halfbewustzijn. Misschien dat een gordijnkier beginnend daglicht doorlaat dat hoop geeft.
Ze begint nu de kleren om haar lijf te voelen. De schoenen aan haar voeten. Vorm en kleur dansen voor haar nog gesloten ogen. Niets zaliger dan voorbereidingen in de geest. De voorstellingen hoe haar verschijning zal uitwerken op de omgeving, op stra­at, bij binnenkomst in een café.
Zo bereidt zij zich voor op haar verschijning in het openbaar.
Zoals elke dag.
Ik ken haar. Weet hoe ze zal optreden in een voorstelling met haar als vanzelfsprekend middelpunt en om haar heen louter bedienden, chauf­feurs en obers. Een enkeling zal haar een vraag stellen, ze zal verzoeken welwillend in over­weging nemen en afwijzen.
In halfslaap nog steeds, waarin nu buitengeluiden beginnen door te dringen.
Nu zet ze haar linkervoet uit bed. Schiet slofjes aan.
Gevolgd door de kimono. Wat ziet ze? Haar eigen benen. Na een blik door de gordijnspleet gaan haar vingers langs de klerenkast.
Wanneer het grijs weer is zal ze daar iets kleurigs t­egeno­ver willen stellen.

 

2.

Hoe verder? De eerste keuze van een truitje kan verder bepalend zijn, omdat al wat volgt zich in kleur en stof daarnaar moet voegen.
Wanneer dat niet naar genoegen is zal ze resoluut uit haar rok stappen en van voren af aan beginnen.
Eigenlijk zou ze iets mosterdgeels moeten hebben, zoiets had ze. Maar daar zit onherroepelijk de mot in. En wat ze ook zoekt, iets anders is er niet. Straks toch even kijken bij…
Tastbaarheid begint zich nu op te dringen. Hoe tastbaar zal ze zijn?

 

3.

Nu de spiegel. Ze kijkt er eerst in zonder echt te kijken. In het voorbijgaan registreert ze slaapresten. Poetst een ‘slaapje’ uit een ooghoek. De voornemens zijn die van mascara en een streepje groen. Dan gaat ze er voor staan, ziet oog na oog met aandacht en precisie en doet het.
Ik zag het haar doen. Ze kent mijn blik.
Is de aankleding voltooid dat bekijkt ze zichzelf ten voeten uit.
En het kan goed zijn dat ze het resultaat afkeurt. Alles weer uittrekt en zelfs de make up wegpoetst, omdat de kleuren veran­derd zijn. En weer opnieuw begint.
Nu haar tas waarin ze haar huis meeneemt. Ze sluit de buitendeur achter zich, bergt de sleutels op.
Kijkt om zich heen. Gaat, over straat, als haar spiegelbeeld.

 

4.

Wie er toe behoort, wie meedoet zie je in een oogopslag, in een tram, in een winkel.
De deelneemsters zijn de straat op gegaan alsof het een podium was, opgemaakt, gekamd, gekleed. Bewegend, kijkend. En tegelijk net doend alsof dat toeval was. Heel hun verschijning, hun optreden, blijft voor velerlei uitleg vatbaar.
Weten ze dat? Of hebben ze nooit anders gedaan?
De ogen gaan rond, geven soms de extra blik van herkenning, appreciatie, die de wereld optilde.
In een oogopslag zien ze wie naar wie kijkt.
De herkenning, gemengd met afgunst en de plaatsen in de pikorde. Wie doet ertoe, in deze tram?
En wie niet. Windjacks en capuchons waren al afgevallen.
Soms wacht ze tot er een mooie tram komt. Laat een lelijke voorbij gaan.
Wie is de vorstin van deze tram? Er kan elk moment een nieuwe gegadigde instappen, die in een rondblik alle eerdere kandidaten hun plaats wijst.
Het onmiddellijk recht in de ogen kijken begint al bij kleine meisjes die mij als mikpunt kiezen voor hun oefeningen. Met een shawl of boa.
Dan volgt het inspecteren van schoenen.
Er geldt een spreekverbod. Schoonheid is zonder woorden.
Erover spreken kan alleen bij hoge uitzondering, met ingewijden Voor mannen een bijna onmogelijke opgave. Ik nam de zelfde tram, maar voor mij heeft ze geen oog.
Een man ziet niets of zegt iets doms. Gebruikt het woordje mooi. Vrouwen aanspreken op hun kleren is hachelijk.
Wees precies. De zoom, de voering. En heel misschien ‘mag ik vragen waar je deze jas hebt gekocht?’ Wetend dat het antwoord zal zijn ‘O die heb ik al heel lang.’

Over de auteur:

Wim Noordhoek (1943) groeide op in Den Haag en studeerde politieke wetenschappen in Amsterdam. Vanaf 1966 werkte hij voor de VPRO. Hij schrijft stukjes en verhalen. Zijn dagelijks Avondlog is te volgen op de site van Terras. In 2016 verscheen bij Van Oorschot 'Muzenstraat en andere Haagse verhalen'.